Bouwmeesters, zedenmeesters

De burgerlijke geschiedbeoefenaars uit het midden van de negentiende eeuw waren niet de amateuristische voorlopers van professionals als Robert Fruin. Historicus Pieter Huistra zet hen in Bouwmeesters, zedenmeesters in het volle licht van de geschiedenis.

Negentiende-eeuwse geschiedschrijvers waren omnivoren. Zij wilden alles uit en over het verleden verzamelen en beschrijven. Voorwerpen, kunst, teksten, alles vonden zij interessant.

Kleine geschiedenissen als bouwstenen

Aan specialisatie en afbakening van historische aandachtsgebieden deden zij slechts op een vlak, een geografische. Daar beperkten de geschiedbeoefenaars zich tot het nationale verleden, of zelfs tot kleinere eenheden: het eigen gewest of stad. Hun werkzaamheid had tal van kleine geschiedenissen tot resultaat. Zij zagen dit voorwerk als onmisbare bouwstenen om ooit het vaderlandse verleden gestalte mee te geven.

Burgercultuur

‘De vaderlandse geschiedenis kon niet door de historicus, maar enkel door de boekbinder worden bijeengebracht’, concludeert historicus Pieter Huistra over deze versplintering in Bouwmeesters, zedenmeesters, zijn boek over de geschiedbeoefening in Nederland tussen 1830 en 1870.

De universitair docent theorie van de geschiedenis ziet in die periode tal van middelmatige geschiedbeoefenaars aan het werk. Zij zijn exponenten van de negentiende-eeuwse burgercultuur. Hun burgerlijkheid had zijn weerslag op hun werk; de geschiedenis werd op een moraliserende wijze ingezet.

‘Voorbeeld, schrikbeeld, (zelf)bevestiging of verduidelijking: Het verleden kon op verschillende manieren nuttig worden gemaakt. Of beter: de vergelijking tussen heden en verleden kon worden benut, want het ging steeds om het samenspel van die twee.’

Geschiedomnivoren

Het enthousiasme, de ijver en gretigheid van deze geschiedomnivoren heeft gezorgd voor een omvangrijke nalatenschap. De blik op de Nederlandse geschiedenis is toen voor een groot deel gevormd en ondanks de ontmythologisering die sindsdien heeft plaatsgevonden, leven sommige populaire beelden nog hardnekkig voort tot in de huidige tijd.

Sterke structuur

Vanwege de niet aflatende invloed van de negentiende eeuw op de beleving van de geschiedenis keek ik reikhalzend uit naar de publicatie van dit boek. De verwachtingen zijn gelukkig vervuld. Uiterst sterk is de structuur die Huistra heeft neergezet. Hij verwoordt zijn onderzoeksvragen helder. Deze zijn zelfs opgenomen als de subtitel van ieder hoofdstuk.

  • Hoe was de geschiedbeoefening georganiseerd?
  • Wie beoefenden geschiedenis?
  • Welk verleden verdiende bestudering?
  • Hoe moest geschiedenis worden bedreven?
  • Hoe gingen bouwmeesters te werk?
  • Waartoe schreven de zedenmeesters geschiedenis?
  • Waarom en hoe verschilden geschiedbeoefenaars van mening?

In de epiloog na ieder hoofdstuk zet hij de zaken nog eens op een rijtje en vormt direct een brug naar het volgende onderwerp waardoor er organisch een eenheid ontstaat.

Geen amateurs

Na de zeven hoofdstukken volgt een algemene epiloog waarin Huistra zijn conclusies trekt. Hij maakt uit zijn studie onder meer op dat er ondanks de vernieuwingen een hoge mate van continuïteit was. Vormen van geschiedschrijving en organisatie werden uit de achttiende eeuw overgenomen. Interessant is ook deze gevolgtrekking: ‘Dat er in het midden van de negentiende eeuw nauwelijks professionals waren betekende ook dat er nog geen amateurs of dilettanten bestonden.’ Iedere geschiedbeoefenaar droeg zijn verantwoordelijkheid. ‘De geschiedenis deed een appèl op hen.’

Mensengeschiedenis

Bouwmeesters, zedenmeesters gaat over mensen. Bij het lezen kwam bij mij het verlangen op om nog iets naderbij die mensen te komen. Het perspectief op hen blijft in het boek veelal beperkt tot hun historische arbeid. Maar hoe zag hun dag eruit en hoe paste de geschiedbeoefening daarin? Hoe combineerden zij die met andere activiteiten en hun gezinsleven? De foto’s van werkkamerinterieurs roepen beelden op van  mannen zien die zich volledig overgaven aan de geschiedwetenschap, maar wat betekende die tijdrovende bezigheid voor andere burgerlijke waarden als sociabiliteit en de inzet voor maatschappelijke doelen? Het is niet zozeer een omissie maar het zou een mooi onderwerp zijn voor een vervolg op dit boeiende boek.

Huistra, Pieter,

Bouwmeesters, zedenmeesters, Geschiedbeoefening in Nederland tussen 1830 en 1870

(Nijmegen 2019)

ISBN 978 94 6004 380 2, € 24,50, 344 pag.

Uitgeverij VanTilt

[bol_product_links block_id=”bol_5ccd868c84dec_selected-products” products=”9200000086845600″ name=”bouwmeesters, zedenmeesters” sub_id=”” link_color=”003399″ subtitle_color=”000000″ pricetype_color=”000000″ price_color=”CC3300″ deliverytime_color=”009900″ background_color=”FF9C38″ border_color=”D21C00″ width=”200″ cols=”1″ show_bol_logo=”1″ show_price=”1″ show_rating=”1″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]

Leon Mijderwijk

Leon Mijderwijk (1975) studeerde voor Leraar Geschiedenis 2e graads aan de HU en deeltijd Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht. Zijn aandacht gaat uit naar de vroege middeleeuwen, in het bijzonder van Engeland. Hij schreef artikelen en recensies voor Westerheem, Archeologie Magazine, So British & Irish, Muntkoerier en Filatelie. Leon is redactiemedewerker van het Detectormagazine en Historiën-redacteur. Hij onderhoudt contact met diverse uitgeverijen, archeologen en historici.

More Posts

Schrijf je in voor TOEN!