De heilige Margaretha in de Utrechtse Dom

In de Dom in Utrecht, in de kapel van Guy van Avesnes, bevindt zich een bijzondere muurschildering van een kruisiging.  

Inleiding

De muurschildering in de Dom van Utrecht die ik hier wil behandelen is een heel bijzondere. Ze is gemaakt in een nis in de kapel van Guy van Avesnes en stelt een kruisiging voor. Bij deze kruisiging zijn zoals gebruikelijk Maria en Johannes de Evangelist weergegeven. Zij staan aan Christus” rechterzijde. Aan de linkerzijde van het kruis is de heilige Margaretha te zien die oprijst uit het lichaam van de draak. De combinatie van een kruisiging met de heilige Margaretha komt zelden voor. Niet alleen is de iconografie ongebruikelijk, ook de techniek en de spectaculaire wijze waarop de schildering is ontdekt zijn een onderzoek meer dan waard. Mijn eerste bezoek aan de Dom was erop gericht de schildering eens in werkelijkheid te aanschouwen. Onmiddellijk kwam de vraag in mij op: wat is de functie van de heilige Margaretha bij een kruisigingsscène en waarom is een afbeelding van haar überhaupt in de Dom aanwezig?

heilige_margaretha_dom_utrecht

De afbeelding van de kruisiging met links de heilige Margaretha. Bron: wikimedia commons

Om een antwoord op deze vragen te krijgen, of in ieder geval meer duidelijkheid te scheppen omtrent deze moeilijke kwestie, wil ik eerst kort de Margarethalegende weergeven. Vervolgens probeer ik de vondst van de schildering alsmede de technische bijzonderheden die daarbij aan het licht kwamen te beschrijven, en tenslotte wil ik een poging doen om de iconografie die de kunstenaar voor deze schildering gekozen heeft te duiden.

Ik pretendeer niet een volledig sluitende verklaring van de voorstelling te geven, maar ik zal trachten meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de kunstenaar tot zijn keuze en de uitwerking daarvan heeft kunnen komen. Door de ouderdom van de schildering en de anonimiteit van de kunstenaar is dit een moeilijke opdracht, temeer daar uitgebreide informatie over het bestaan van een Margarethacultus ontbreekt. Dit zou een interessante studie zijn, waar in dit kader helaas geen ruimte is.

Beschrijving

De muurschildering is gemaakt in de nis in de kapel van Guy van Avesnes. De nis is ca. 1.60 m hoog en 1.65 m breed. Zowel de dagkanten van de nis als het achtervlak zijn beschilderd. In de dagkanten zijn vervaagde en beschadigde restanten kleur te zien die waarschijnlijk heiligen of engelen voorstellen. De centrale schildering is veel duidelijker en helderder van kleur. Hier is een kruisiging afgebeeld. Christus hangt aan het kruis dat het centrum van de compositie bepaalt. Aan zijn rechterzijde staan Johannes de Evangelist en Maria. Johannes ondersteunt Maria die lijkt te bezwijmen. Aan de linkerzijde van het kruis is de Heilige Margaretha weergegeven. Zij komt tevoorschijn uit het lichaam van een draak. Haar slanke verschijning en haar elegante gewaad contrasteren sterk met het plompe lijf van het monster.

tome_guy_avesnes

De Legende

Van de legende van de heilige Margaretha zijn verschillende varianten bekend. In de Middeleeuwen nam men aan dat zij een christelijke martelares was die in de vierde eeuw leefde in Antiochië. In elke versie van het verhaal komt haar naam meer of minder nadrukkelijk ter sprake ( “Margarita” betekent parel), en wordt haar gevecht met de draak op een andere manier voltooid. De meest bekende versie van het Margaretha-verhaal geeft Jacobus a Voragine in zijn Legenda Aurea.

Margaretha was een schone maagd, de dochter van Theodosius, die leefde in Antiochië. Op een mooie dag hoedde zij met haar gezellinnen de schapen in een weiland, toen de prefect Olibrius langskwam. Terstond laaide een hevige liefde op in zijn hart voor de schone maagd. Hij vroeg haar ten huwelijk, maar zij weigerde omdat zij een christin was. De prefect meende dat het christelijke geloof niets was voor zo’n mooi adellijk meisje, Margaretha hield echter voet bij stuk. Olibrius ontstak in toorn en liet het meisje in een kerker werpen. De prefect liet haar vervolgens afranselen met roeden en ijzeren kammen, en hield zich doof voor de smeekbeden van omstanders. Deze mensen bleven Margaretha beklagen, niet omdat zij als onschuldige gemarteld werd, maar omdat zij zo koppig was haar mooie lichaam zo te laten toetakelen omwille van een aan het kruis gestorvene. De prefect kon het gepijnigde lichaam dat vreselijk bloedde na een tijdje zelf niet meer aanzien, en liet de eens schone maagd weer in de kerker opsluiten. Daar vroeg Margaretha aan God of hij haar haar vijand wilde tonen. De duivel verscheen in de vorm van een vreselijke draak en maakte aanstalten haar te verslinden. Volgens één versie van het verhaal loste hij op in het niets zodra zij een kruisteken maakte, volgens een andere versie ( die volgens Jacobus als apocrief beschouwd dient te worden, maar desondanks erg populair is geworden) vrat hij Margaretha op. In zijn buik maakte zij dan een kruisteken, wat de ontploffing van de draak bewerkstelligde. De duivel gaf zich echter niet zo snel gewonnen en keerde terug, ditmaal in menselijke gedaante. Ook deze snoodaard overwon Margaretha door hem te vertrappen onder haar voeten. Nadat zij hem overmeesterd had vroeg zij waarom hij eigenlijk naar haar toe gekomen was. De duivel antwoordde dat hij haar wilde aanraden op het verzoek van de prefect in te gaan. Margaretha wilde ook weten waarom hij zo vaak probeerde de christenen in verzoeking te brengen. Daarop kreeg zij als antwoord dat de duivel nu eenmaal een natuurlijke haat jegens christenen koestert. Tevredengesteld joeg de maagd de duivel terug de hel in. Nu werd zij voor de rechter gevoerd, en daar zij nog altijd weigerde aan de afgoden te offeren werd zij opnieuw gemarteld. Eerst werd haar hele lichaam gebrandmerkt, vervolgens werd zij in een waterput geworpen om de kwellingen te versterken. Plotseling beefde en scheurde de aarde en Margaretha verscheen ongedeerd en in volle glorie uit de kloof. Vele mensen bekeerden zich terstond tot het christendom. De prefect vreesde nog meer discipelen te verliezen en besloot Margaretha te onthoofden. Zij beval zichzelf, haar aardse kwelgeesten en de omstanders aan bij God en steeg onmiddellijk ten hemel als martelares.

De vondst

De muurschildering in de kapel van Guy van Avesnes is pas laat ontdekt. Tijdens een grootscheepse restauratie in 1919 besloot men op een gegeven moment de wanden van de Domkerk met houten hamertjes te bekloppen. Op twee plaatsen had dit een spectaculair gevolg: in de kapel van Jan van Arkel werd achter een vrijstaand opgemetselde muur van kloostermoppen een altaarretabel aangetroffen. De gezichten, die uitstaken voor de “rooilijn” van de nis waarin het werk gebeeldhouwd is, zijn verdwenen. Het is niet duidelijk of de muur door beeldenstormers is opgetrokken, of dat liefhebbers van de sculptuur de reeds beschadigde Anna- te Drieëngroep voor verdere vernietiging hebben willen beschermen. De muur heeft er in ieder geval voor gezorgd dat een groot deel van het retabel bewaard gebleven is. Voor de muurschildering in de Guy van Avesneskapel geldt hetzelfde. De schildering is gemaakt in een zelfde nis als het altaarretabel, een brede spitsboog met een diepte van ca. 30 cm. De boog is 1.65m breed en 1.60m hoog. De afgebeelde figuren beslaan elk bijna de halve hoogte van de boog, en zijn dus semi- levensgroot. Ook de dagkanten van de boog zijn beschilderd, maar deze schildering is duidelijk ouder, zwaarder beschadigd en minder goed te “lezen” dan de centrale voorstelling. De pigmenten van de kruisiging zijn door de lange afscheiding van licht en de buitenlucht erg goed bewaard gebleven, en het centrale tafereel is dan ook duidelijk te zien.

Technische bijzonderheden

De wandschildering wordt door experts met het oog op stilistische kenmerken en de gebruikte techniek, waarover ik nog kom te spreken, gedateerd omstreeks 1420.
Onder de huidige schildering van de kruisiging met Maria, Johannes en Margaretha zijn de restanten van een oudere muurschildering te zien. Deze schildering lijkt op de nog aanwezige figuren in de dagkanten van de nis. Dit zijn waarschijnlijk heiligen of engelen. Beide schilderingen zijn uitgevoerd in een matgele tint. Het koloriet van de schildering is waarschijnlijk aanzienlijk minder helder van kleur dan het oorspronkelijk was, maar geeft nog altijd een goede indicatie van het origineel. De achtergrond van de nis is vaalrood, waartegen het helle blauw van de mantel van Maria, het groen van de draak en vooral de parel op het hoofddeksel van Margaretha duidelijk contrasteren. Het inkarnaat van de figuren is erg vaal, de doodskleur van Christus lijkt te zijn afgestraald op degenen die hem bewenen.

De kleuren van de figuren in de dagkanten van de nis zijn bijna niet meer te achterhalen, laat staan dat identificatie van de figuren mogelijk is. Er wordt wel voorzichtig gespeculeerd dat er engelen en de heilige Barbara te zien zijn.

In 1986 heeft men in het kader van een grootscheepse restauratie van vijf kerken in het centrum van Utrecht gepoogd de latere muurschildering te conserveren. Er is uitdrukkelijk niet gekozen voor een volledige reconstructie. Men heeft door middel van arceringen in de oorspronkelijke kleur de opvallende hiaten in de voorstelling getemperd. De diepe leemten in verf- en pleisterlagen zijn met een gekleurde specie opgevuld.


De Domkerk en de domtoren in Utrecht

Grotere kaart weergeven

De verf van de schildering in de dagkanten van de nis is met een zelfde penseelstreek opgebracht als die van de oudere centrale schildering. In de huidige goed zichtbare schildering is op verschillende plaatsen de oudere voorstelling te onderscheiden omdat de verf niet goed gehecht heeft op de ondergrond; men ziet bijvoorbeeld de omtrek van het bordje met de letters INRI boven aan het kruis onder de huidige banderol, sporen van een nimbus tussen Maria en Johannes, planten en verschillende vlekken boven het kruis en in de vleugels van de draak. Achter de donkerbruine grondlaag blijkt lichtgele en roze verf te zitten die wijst op oudere beschildering van de muur onder de huidige laag. Deze eerste schildering is gemaakt in een zuivere tempera. Door de aanwezigheid van eiwit of caseïne in het bindmiddel hechtte deze laag zich niet aan de grondlaag van de latere schildering. Deze grondlaag bestond uit een groenige doodverflaag en een bovenlaag. Gelaagde opbouw is niet gebruikelijk bij waterverfschilderingen. Naast deze gelaagde opbouw is nog een andere eigenaardigheid in de muurschildering te ontdekken: er zijn craquelé haarscheurtjes te zien die wijzen op de aanwezigheid van olie in het bindmiddel. Er is dus geen sprake van de gebruikelijke techniek die ten Noorden van de Alpen werd aangewend voor het vervaardigen van muurschilderingen. De ontdekking hiervan heeft mede geleid tot vele speculaties omtrent de identiteit van de kunstenaar. Professor Byvanck ( 1930) is ervan overtuigd dat een Utrechtse manuscriptverluchter, de zogeheten meester van bisschop Zweder van Culemborg, de vervaardiger is van deze schildering. Door zijn professie als miniatuurmaker kon Zweder op de hoogte zijn van verschillende schildertechnieken, waaronder het werken met meerdere lagen olieverf. Bovendien vertoont de muurschildering in de Dom stilistische overeenkomsten met de miniaturen die met zekerheid aan de meester van bisschop Zweder van Culemborg kunnen worden toegeschreven. Deze miniaturen zijn omstreeks 1425 vervaardigd.

Hoogewerff ( 1936) neigt echter om de schildering in de Dom toe te schrijven aan “Meester A”. Door deze meester werden ca. 1430 twee handschriften in Utrecht verlucht in een stijl die meer overeenkomt met de wijze waarop Margaretha en de Kruisiging geschilderd zijn. De figuren van zowel de handschriften als de muurschildering hebben een zeer smal lichaam en een vrij expressieve gelaatsuitdrukking. Bovendien is er een duidelijk gebrek aan diepte, die bij het werk van de meester van Zweder juist prominent aanwezig is.

Iconografie en stilistische uitwerking

De verschillende invloeden van allerlei internationale scholen die te onderkennen zijn in deze schildering maken het vraagstuk naar de maker en de datering alleen maar complexer. De figuren zijn voor Noord Nederlandse begrippen erg slank en elegant uitgevoerd. Met name Margaretha, die op charmante wijze oprijst uit de draak is een opvallend aristocratische verschijning. Zij is gekleed in een lang gewaad en draagt een hoofddeksel. Dit is door Klamt geïdentificeerd als een bourrelet; een hoedje dat bij modieuze dames aan het Franse hof in die tijd zeer in zwang was. De bourrelet is bovendien gedecoreerd met een lichtgekleurde edelsteen. Deze is hoogstwaarschijnlijk een parel, waarmee de kunstenaar op subtiele wijze de naam van Margaretha in de schildering verwerkt heeft. Daarnaast geeft het uiterlijk van de draak blijk van de inventiviteit van de kunstenaar; de meester heeft niet alleen de traditionele katachtige creaturen en reptielen gecombineerd, maar er ook nog de stekels van een stekelvarken aan toegevoegd om het beest een extra dreigende fysionomie te geven. Zo versterkte hij het contrast tussen de elegante heilige jonkvrouw en het helse beest nog meer. De schone Margaretha draagt in haar rechterhand een kleine smalle kruisstaf, die bijna geen contact maakt met haar lichaam. Zij houdt haar hoofd schuin en heeft een smartelijke gelaatsuitdrukking. Maria en Johannes, aan de andere kant van het kruis, kijken eveneens bijzonder aangedaan. Johannes ondersteunt Maria die lijkt te bezwijken onder de last van haar verdriet. Zij houdt haar blik op de grond gericht, alsof zij haar zoon in deze toestand niet kan aanschouwen. Haar blauwe mantel contrasteert met de vaalrode achtergrond, maar is minder opvallend dan de kleding van Margaretha. Maria was immers een maagd van nederige afkomst, terwijl Margaretha nadrukkelijk beschreven wordt als een jonkvrouw. Jezus Christus” gelaat drukt even sprekend de menselijke pijn en ellende uit als de andere gezichten. Hij hangt met drie nagels aan het kruis in een lijdzame houding. Zijn handen omklemmen echter de nagels die door zijn handpalmen zijn geslagen, waardoor het gruwelijke karakter van de straf extra dramatiek krijgt. Boven zijn hoofd is een banderol met het opschrift “INRI” ( Jezus van Nazareth, koning der Joden) bevestigd.

De opkomst van de nieuwe manier van geloofsbelijdenis in de late Middeleeuwen geeft wellicht een aanwijzing voor de smartelijke uitdrukking van het gezelschap. Men ging mediteren over een afbeelding die speciaal bedoeld was voor privé devotie. Om bij degene die mediteerde over de voorstelling de gewenste staat van emotie op te wekken moest een afbeelding bepaalde kwaliteiten bezitten. In de Middeleeuwen gold, zoals nog altijd, dat overdrijving van de gelaatsuitdrukking en houding de toeschouwer gemakkelijker in een bepaalde gemoedstoestand brengt. Natuurlijk moet ook deze overdrijving in de juiste mate worden toegepast; een al te sterke karikatuur van het lijden van Christus zou lachwekkend worden, wat allerminst de intentie van het devotiebeeld is. De dramatische versie van het verhaal van Margaretha die door Jacobus a Voragine als apocrief werd beschouwd, is vanuit emotie- stimulerend oogpunt veel aantrekkelijker dan de meer ingetogen versie. In de periode 1300- 1500 was dan ook de afbeelding van Margaretha die uit de buik van de draak herrijst bijzonder populair in de Nederlanden. Margaretha werd weergegeven als de heilige die zichzelf opoffert uit zuiverheid van geest, en die zuiverheid werd versterkt door de draak met een extra woest voorkomen te schilderen. Maria is de tegenhanger van de actieve Margaretha. Zij toont haar heiligheid juist door haar ingetogenheid en berusting in de wil van God. Deze beide vormen van devotie zijn in deze schildering in de Dom meesterlijk tot uitdrukking gebracht door ze aan weerszijden van het kruis af te beelden.

Dat deze strijdbare variant van de iconografie van Margaretha niet de meest gebruikelijke is, blijkt uit het feit dat zij regelmatig verward werd met die van Martha van Bethanië. Laatstgenoemde had eveneens een draak als attribuut, maar dit monster was meer getemd. Bovendien draagt Martha meestal een wijwaterkwast. Beide zijn mooie jonge vrouwen met de palmtak van de martelaren, een handkruis of een boek. Margaretha heeft verder soms de werktuigen bij zich waarmee zij gemarteld werd: ijzeren kammen of een fakkel.

Margarethacultus

De vraag waarom Margaretha in de Domkerk op een wand geschilderd is naast een kruisigingsscène is nog altijd onbeantwoord gebleven. Er bestaat in ieder geval bewijs voor het bestaan van een altaar dat aan Sinte Margriet gewijd is geweest. Het altaar stond in de Domkerk, voor de nis waarin de schildering zich bevindt. Aan de andere kant van de zijkapel moet een pendantaltaar gestaan hebben. Dit was gewijd aan de heilige Laurentius. Het altaar van Sinte Margriet wordt voor het eerst vermeld in 1438.

Sinte Margriet was een van de vier “hoofdjonkvrouwen”; Barbara, Catharina, Dorothea en Margaretha. Bovendien behoorde zij tot de Veertien Helpers, wat haar een bevoorrechte plaats onder de dagelijks aangeroepen heiligen verschafte. Zij werd met name aangeroepen door zwangere vrouwen, omdat hun kindje, zoals Sinte Margriet, ongedeerd en in volle schoonheid geboren moest worden ( de ontploffing van de draak c.q. de moeder werd daarbij blijkbaar genegeerd). De belangrijke positie die Margriet aldus bekleedde in het dagelijks leven van vele vrouwen zal ongetwijfeld groot gewicht in de schaal hebben gelegd bij het besluit tot stichting van een altaar dat aan haar gewijd was.
Dit verklaart nog niet waarom er gekozen is voor een kruisiging waarbij Margaretha als een van de figuren is afgebeeld. De kunstenaar had immers ook kunnen kiezen voor een schildering waarop enkel Margaretha weergegeven was.

Hypothese omtrent de aanwezigheid van Margaretha in deze iconografie

Mijn theorie omtrent deze vraag is dat er, nog voordat deze nis aan Sinte Margriet gewijd werd, reeds een altaar aanwezig was. Op de schildering boven het altaar was een kruisiging te zien met Maria en Johannes de Evangelist aan weerszijden van Christus. Toen echter door de geestelijken met het gezag over de Dom besloten werd het altaar in de zijkapel aan Margaretha te wijden, moest de oude schildering, de temperaschildering waarvan gedeelten door de huidige schildering heen te zien zijn, aangevuld worden. Een altaar dat aan de heilige Margaretha gewijd is kan immers niet slechts een kruisiging als afbeelding dragen; hoe moest de ongeletterde bevolking nu weten om wie het ging? In de oude iconografie van de kruisiging, die op de traditionele wijze is opgezet met Maria en Johannes aan weerszijden, was er geen plaats voor Margaretha. Men heeft daarom een nieuwe schildering moeten maken ( of de oude voltooid is of niet is onbekend) over de oude heen. In deze schildering moest duidelijk blijken dat het altaar aan Margriet gewijd was. Een altaarschildering waarop enkel en alleen Margriet afgebeeld was, stuitte misschien tegen de borst van meer behoudende geestelijken die de oude schildering wilden behouden. De huidige schildering zou een compromis kunnen zijn tussen de twee uitersten, waarbij de kunstenaar wonderwel geslaagd is in de uitwerking van de vreemde combinatie Margaretha met kruisiging. Het evenwicht dat hij geschapen heeft door de contemplatieve aard van Maria en Johannes te contrasteren met de actieve Margaretha is ten overvloede een bewijs van de fijngevoeligheid van deze schilder, die de “devotio moderna” in zijn werk wist uit te drukken. Deze devotio moderna was erop gericht het medelijden in letterlijke zin op te wekken. In de Margarethalegende zelf wordt haar lijdensweg al vergeleken met de passie van Christus, en is dus bijzonder geschikt om te overpeinzen.

Conclusie

In de Dom van Utrecht is een bijzondere schildering ontdekt uit de eerste helft van de 15e eeuw. Het altaar dat aan Margriet gewijd was is voorzien van een muurschildering met een bijzondere iconografie. De techniek die de kunstenaar hier toegepast heeft is eveneens uitzonderlijk. De wonderbaarlijk goede conditie van het werk is te danken aan de muur die eeuwenlang voor de nis gestaan heeft. In deze eeuw is vrij veel onderzoek naar het werk gedaan, met tegenstrijdige uitkomsten wat betreft datering en toeschrijving aan een meester. De reden waarom Margriet in combinatie met een kruisiging is afgebeeld is nog een raadsel, en zal misschien door nader onderzoek naar de cultus van Margaretha in de 15e eeuwse Nederlanden en de situatie rondom de opdrachtgever van de schildering aan het licht gebracht kunnen worden.

 

Schrijf je in voor TOEN!