De reformatie

De reformatie was een belangrijke periode in de geschiedenis, waarbij het tot een splitsing kwam tussen de katholieke kerk, en gelovigen die zich voortaan ‘protestanten’ gingen noemen. Een korte geschiedenis.

In de loop van de vijftiende eeuw gingen mensen anders denken over het geloof. Het vertrouwen in de paus en de Rooms-katholieke kerk nam af, onder meer omdat de bisschoppen en kardinalen hun kerkelijke werk niet serieus namen en een leven leidden van luxe en rijkdom, terwijl een groot deel van het volk in armoede leefde.
Sommige gelovigen keerden zich daarom van de kerk af en probeerden zelf tot God te komen. Ze wilden terug naar het eenvoudige, zuivere geloof uit de bijbel. Een van hen was Geert Groote uit Deventer. Hij was afkomstig uit een belangrijke familie en alles wees erop dat hij een makkelijk leven zou gaan leiden, vol luxe en plezier. Maar Groote had moeite met zijn makkelijke manier van leven en wilde een godsdienstig leven leiden, zonder de luxe en machtsmisbruik en vooral trouw aan de bijbel te blijven, het woord van God. Om zijn ideeën over te dragen ging Geert Groote preken. Daarnaast zorgde hij ervoor dat mensen die hem wilden volgen, konden wonen en werken in speciale huizen. Op die manier ontstond de Broederschap van het Gemeene Leven (gemeen = gewoon). De ideeën en de manier van leven van Geert Groote en zijn volgelingen kregen ook veel aandacht in het buitenland, met name in Duitsland. De levenswijze van Geert Groote is beter bekend onder de naam Moderne Devotie.
Sommigen vonden de ideeën van Geert Groote te ver gaan. Anderen, zoals de Engelsman John Wyclif, vonden juist dat er nog veel meer veranderingen moesten plaats vinden. Wycliff verzette zich niet alleen tegen de enorme rijkdom van kloosters en kerken, maar vond ook dat de bijbel vertaald moest worden in de taal van het volk, zodat het volk zelf de bijbel kon lezen. Het volk steunde Wyclif, maar de paus keurde zijn ideeën af. Johannes Hus, een Praagse hoogleraar en aanhanger van de ideeën van Wyclif, moest voor zijn steun aan Wyclif de hoogste prijs betalen. Hij werd in 1415 door het Concilie van Constanz ( een concilie is een kerkvergadering die beslissingen neemt op het gebied van geloof, kerkelijke organisatie, tucht en andere religieuze zaken) als ketter ter dood veroordeeld en op de brandstapel gezet.
Maarten Luther: de 95 stellingen van Wittenberg
Met het verbranden van Johannes Hus en het onderdrukken van hervormingsgezinde bewegingen dacht de katholieke kerk de rust te hebben teruggebracht. Maar in de zestiende eeuw opende nieuwe kerkhervormers de aanval op de katholieke kerk. De Duitse monnik Maarten Luther begon te twijfelen aan de juistheid van de katholieke leer. De Rooms-katholieke kerk hield het volk voor dat biechten, boetedoening en het doen van goede werken nodig waren om na de dood in de hemel te komen. Daarnaast dienden de gelovigen hun zonden af te kopen door het kopen van aflaatbrieven. Een aflaatbrief was een schriftelijk bewijs van de kerk waarop stond dat de straf voor een bepaalde zonde was kwijtgescholden. Voor elke zonde die je als mens kon begaan, had de kerk een bepaalde boete bedacht. De aflaathandel was een zeer belangrijke bron van inkomsten voor de kerk.
Luther vond dat de bijbel de werkelijke bron van waarheid was en niet de woorden van de kerk of de paus. Om in de hemel te komen hoefde je dus geen aflaatbrieven te kopen, niet te biechten en geen goede werken te doen. Volgens Luther kwam je in de hemel door oprecht in God te geloven en te vertrouwen op God’s liefde en vergevingsgezindheid. Om zijn ideeën openbaar te maken schreef Luther alles puntsgewijs op een groot pamflet, dat hij op 31 oktober 1517 op de poort van de kapel in Wittenberg spijkerde. In zijn 95 stellingen liet Luther weten waarom hij het niet met de Rooms-katholieke kerk eens was. De gevolgen waren groot. Het nieuws van de 95 stellingen van Luther verspreidde zich al snel over Duitsland en de verkoop van aflaatbrieven daalde sterk: een teken dat het volk waarde hechtte aan Luther’s ideeën.
De paus en Karel de Vijfde riepen Luther al snel ter verantwoording tijdens de Rijksdag te Worms in 1521. Omdat Luther weigerde zijn stellingen te herroepen, werd hij veroordeeld. De voormalige monnik kon niet worden bestraft, omdat hij, in tegenstelling tot Johannes Hus, bescherming vond bij de Duitse vorst van Saksen. Veel Duitse vorsten bekeerden zich tot het Lutheranisme. Dat was niet alleen vanwege godsdienstige redenen. Luther vond dat het volk niet in opstand mocht komen tegen een vorst, omdat God die vorst had aangesteld om over het volk te heersen. Verzet tegen de vorst zou daarom verzet tegen de wil van God zijn.
Luther stond met zijn ideeën aan de basis van de reformatie, de hervormingsbeweging waaruit de protestantse kerk ontstond. De protestanten ‘protesteerden’ tegen het verbieden van Luther’s ideeën tijdens de Rijksdag ter Worms. Het Lutheranisme verspreidde met name over Duitsland en de Scandinavische landen.
Johannes Calvijn: werken voor Gods eer!
Ongeveer twintig jaar nadat Luther zijn gedachtegoed had verspreid, kwam een andere kerkhervormer in de belangstelling te staan. De in Zwitserland wonende Fransman Johannes Calvijn vond net als Luther dat niet de paus of de kerk aan de basis van het geloof stonden, maar juist de bijbel. Toch was Calvijn’s leer anders dan die van Luther. Volgens Calvijn stond niet de mens in het middelpunt, maar draaide alles om de eer van God. Terwijl Luther zich afvroeg hoe de mens in de hemel kon komen, legde Calvijn zich alleen toe op de vraag hoe de mens het beste God kon eren. Deze leer wordt ook wel het calvinisme genoemd.
Een ander belangrijk verschil tussen het calvinisme en het lutheranisme was dat de calvinisten niet zomaar het gezag van een vorst accepteerden. Een goed voorbeeld is de Opstand in de calvinistische Nederlanden tegen de Spaanse koning. Naast de Nederlanden verbreidde het calvinisme zich met name over Schotland en Frankrijk.
De contra-reformatie: het katholieke antwoord op de reformatie
In reactie op de succesvolle protestantse bewegingen zocht de Rooms-katholieke kerk naar een manier om haar verloren invloed terug te winnen. Deze contra-reformatie moest het volk van de protestantse ‘dwaling’ afhelpen en hen laten terugkeren naar de rooms-katholieke kerk en de paus. Op het Concilie van Trente in 1650 werd daarom een nieuwe katholieke leer geformuleerd. De Jezuietenorde van de voormalige Spaanse soldaat Ignatius de Loyola probeerde uit alle macht de protestanten voor de katholieke kerk terug te winnen. In Zuid-Europa lukte dat, in Noord-Europa bleef het volk liever protestants.
In Engeland vond ook een hervorming van de kerk plaats, maar deze was anders dan in de rest van Europa. Nadat de paus in 1534 de Engelse koning Hendrik VIII geen toestemming had verleend om te scheiden van zijn vrouw, ontstond er een conflict tussen de Engelse koning en de paus. Hendrik VIII erkende de paus niet langer als kerkhoofd en maakte zichzelf tot leider van de Engelse kerk. Deze Engelse kerk, ook wel Anglicaanse kerk genoemd, groeide al snel uit tot een mengeling van katholieke en protestantse invloeden.
Wie was de leider voor de protestanten tijdens de hervorming?