De shoah

Wat betekent ‘Shoah nu precies? Wat wordt er onder verstaan? Carlijn Jacobs onderzoekt in dit artikel de term Shoah en geeft het begrip een plaats en betekenis.In de maand mei staat de Tweede Wereldoorlog centraal. Een periode die deels gekenmerkt wordt door verschrikkingen als de Shoah. Maar wat betekent ‘Shoah nu precies? Wat wordt er onder verstaan? Carlijn Jacobs onderzoekt in dit artikel de term Shoah en geeft het begrip een plaats en betekenis.

In 1933 kwamen in Duitsland de nationaal-socialisten onder leiding van Adolf Hitler op democratische wijze aan de macht. Al snel vestigde de nazi-partij een autoritair bewind dat liet blijken niet afkerig te zijn van terreur en intimidatie. Het monddood maken en fysiek uitschakelen van politieke tegenstanders, de uitholling van democratische instituties en het aanwakkeren van ressentimenten en superioriteitsgevoelens onder het Duitse volk waren enkele van de beleidsbeslissingen van de nazi’s. Het meest afschrikwekkende en ook het meest raadselachtige blijft echter de raciale politiek die de nazi’s een prominente plek binnen hun ideologische beginselen gaven.

Veel discussie is gevoerd over de vraag waarom een cultuurstaat als Duitsland in slechts enige jaren tijd ruim baan kon geven aan de barbarij van het nazidom. Een hoofdoorzaak is te vinden in de bittere Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en het daaropvolgende vernederende vredesverdrag van Versailles. Daarnaast bleef de in 1919 ingevoerde parlementaire democratie voor veel Duitsers een ongewenst en wezensvreemd gegeven. De traditionele scheiding tussen politiek en cultuur – een overblijfsel van het verlicht-feodale keizerrijk – zou de Duitse burger ongeschikt gemaakt hebben voor de instelling van de Weimar Republiek en diens democratische instituties. Dit gebrek aan populariteit voor het democratisch systeem werd aan het eind van de twintiger jaren versterkt door de wereldwijde economische crisis die in Duitsland een totale ontwrichting van de economie en een ronduit dramatische daling van de monetaire status tot gevolg had.

Deze factoren tezamen, politieke onvrede, economische crisis en een als onrechtmatig ervaren nederlaag vormden een voedingsbodem voor de opkomst van Hitler en zijn nazi-partij. Het visioen dat zij schilderden van een vernieuwd en versterkt militaristisch Duitsland onder krachtige leiding, hun appelleren aan onderbuikgevoelens en bovenal hun belofte van economische daadkracht vonden een gewillig oor bij een groot deel van de Duitse bevolking. De toch aanzienlijke politieke tegenkrachten waren helaas niet sterk, machtig of geslepen genoeg om het tij te keren. En zo gebeurde het dat Duitsland geleidelijk als een totalitair geregeerde, oorlogszuchtige natie zijn morele ondergang tegemoet ging. Europa werd meegetrokken in dit destructieve proces waarbij miljoenen burgerslachtoffers vielen, de economische en culturele schade onoverzienbaar was en miljoenen mensen onderdrukt en vervolgd werden.

De vervolgingspraktijken van de nazi’s waren dusdanig karakteristiek voor het nazi-regime en van een zodanige aard dat een term gevonden moest worden om dit geheel aan discriminatie, uitsluiting, vervolging en uiteindelijk moord te benoemen. Tot in de jaren zestig werd nog vaak, bij gebrek aan een goed alternatief, de nazistische term ‘Endlösung’ gebruikt. Dat deze term in onmin is geraakt valt enkel te prijzen omdat ze de nazistische zienswijze benadrukt. Weinig mensen – en zeker geen weldenkende lieden – zullen de vernietiging van mensenlevens door de nazi’s als een ‘oplossing’ beschouwen.

In de jaren zestig kwam in het Angelsaksische taalgebied de term ‘holocaust’ op. Deze term vond een snelle verspreiding en lijkt algemeen gangbaar geworden te zijn, mede door de gelijknamige televisiefilm uit 1979 die op een breed publiek gericht was. Er kleeft echter een groot bezwaar aan deze term. Holocaust betekent ‘brandoffer’. Het gebruik van deze term verschaft de shoah religieuze connotaties en zelfs een mate van sacrale zingeving. Aangezien de nazistische rassenpolitiek niet gebaseerd was op een religieuze motivatie, maar daarentegen gekenmerkt werd door een verregaand, absurdistisch biologisme is de term ‘offer’ behalve ongepast tevens historisch incorrect. Het toekennen van een diepere betekenis aan het lijden en sterven van de slachtoffers negeert de zinloosheid en willekeur die deze slachtoffers ervaren moeten hebben.

De term ‘Auschwitz’ voor de nazistische praktijken is daarentegen uiterst instrumenteel, in feite juist té instrumenteel. Auschwitz was één van de eindstations van de nazistische vervolgingspolitiek, maar sluit daarmee het gehele scala aan maatregelen die vooraf gingen aan de massamoord uit. De discriminatie, sociale uitsluiting en financiële criminaliteit die de nazi’s ten toon spreidden ten aanzien van hun slachtoffers mogen en kunnen niet genegeerd worden bij een goed historisch en psychologisch begrip van de shoah. Evenzo negeert de simpele term ‘jodenvervolging’ het feit dat niet alleen joden het slachtoffer waren van de nazistische rassenpolitiek en vervolgingspraktijken. Zigeuners, homoseksuelen, gehandicapten en mentaal zwakkeren waren eveneens slachtoffers van de nazistische wereldbeschouwing. Daarnaast vermijdt de term ‘jodenvervolging’ een specifiek historische plaatsbepaling omdat hij ook gebruikt wordt voor pogroms en andere anti-joodse uitingen door de gehele geschiedenis heen. Men kan uiteraard van mening zijn dat er slechts een kwantitatief onderscheid bestaat tussen de meer traditionele anti-joodse uitingen en de nazistische vervolgingspraktijken, maar een discussie op dergelijke gronden gaat voorbij aan de genoemde utiliteitswaarde van één duidend begrip.

Het voorgaande laat zien dat de kwestie van de juiste terminologie meer is dan een academisch en abstract gehakketak. Woordkeuze verduidelijkt de onderliggende visie van een auteur op de problematiek en leidt tot een noodzakelijke nuancering van het te onderzoeken object. Het woord ‘shoah’ vindt zijn oorsprong in de bijbel alwaar het een ‘grote catastrofe’ of ‘algemene vernietiging’ aanduidt. Omdat de bijbel geëvolueerd is tot westers cultuurgoed verkrijgt de van oorsprong hebreeuwse term ‘shoah’ een algemene, westerse geldigheid. Deze term sluit daarmee alle slachtoffergroepen in, verwijst direct naar de nazistische vervolging, omvat alle vervolgingsmechanismen die de nazi’s hanteerden en veinst niet de misdrijven van de nazi’s in retrospectief van zingeving te voorzien.

De joden waren de belangrijkste slachtoffergroep van de shoah. Zij verloren hun menselijke waardigheid, burgerrechten, bezittingen, vrijheid en in de meeste gevallen uiteindelijk zelfs hun leven. Deze slachtofferpositie verkregen zij niet toevallig. Joden waren, hoewel recent geëmancipeerd, immers al eeuwenlang de ‘paria’s’ in Europa geweest. Men zou kunnen stellen dat het antisemitisme in Europa een permanent karakter had en een intrinsiek dynamische verschijningsgrond kende. De Europese geschiedenis laat zien dat het antisemitisme telkens weer in een of andere vorm en in wisselende intensiteit naar boven kwam drijven. Wat is er makkelijker dan een groep tot slachtoffer bombarderen wanneer deze groep in het collectieve bewustzijn van een cultuur al eeuwenlang in het verdomhoekje is geplaatst?

De shoah: een overzicht van het vernietigingsproces der joden
Het antisemitisme is één van de meest kenmerkende karakteristieken van de nazi-ideologie. Het partijprogramma van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij omvatte onder meer het streven om de joden te discrimineren en buiten de samenleving te plaatsen. Hitlers als autobiografie gemaskeerde politieke manifest Mein Kämpf stond bol van diens raciale denkbeelden en zijn virulente jodenhaat. Ook in Hitlers bejubelde en demagogisch uitmuntende redevoeringen bracht hij keer op keer zijn aversie voor en verachting van het jodendom tot uiting. Veel Duitsers bleken op de nazi’s te stemmen ondanks – en niet dankzij – het antisemitisme. Het kon echter niemand ontgaan dat de haat voor de joden een leidend beginsel binnen de N.S.D.A.P. was.

Bij het aan de macht komen van de nazi’s was een toename te zien van pogromachtige incidenten geïnitieerd door de Sturm Abteilung, de militaristische stoottroepen van de nationaal-socialistische partij. Deze gewelddadige en ongestructureerde activiteiten werd echter al snel – met enige moeite – een halt toegeroepen omdat zij contraproductief waren, al verdwenen zij nooit helemaal. Het partijkader wenste een legalistisch gefundeerde, structurele oplossing van het joodse vraagstuk. Hierbij zocht en kreeg het de hulp van het ambtenarenapparaat waarbij met name de juridische afdelingen in dit stadium zeer coöperatief en behulpzaam bleken. De antisemitische politiek zou in de komende jaren zijn verwezenlijking vinden in talloze wetten en decreten die de staatsdiscriminatie een misleidend wettelijk aanzien verschaften. De juridische en ambtelijke terminologie creëerden een distantie en abstractie die het misdadig karakter van deze verordeningen camoufleerden. Het misbruiken van de verworvenheden van de rechtsstaat voor een dergelijk primitief doel blijft één van de meest sinistere kanten van het nazidom. Het is wrang dat in eerste instantie veel joden in Duitsland deze juridische maatregelen toejuichten en als een geruststelling ervoeren omdat zij hierin een bescherming tegen de brute, willekeurige acties van jodenhaters meenden te vinden.

Het Duits staatsapparaat kon teruggrijpen op de ervaringen van vele eeuwen van anti-joodse maatregelen en wetten. De politicoloog Raul Hilberg toont in het eerste hoofdstuk van zijn klassiek geworden standaardwerk The destruction of the European Jews de parallellen tussen het eeuwenlange anti-judaïsme van de kerk en het nazisme. Hij betoogt dat de nazi’s, voortbouwend op het voorbeeld van de katholieke kerk, in zeer korte tijd de vervolging en uitsluiting van de joden perfectioneerden en met desastreuze gevolgen radicaliseerden. De joodse emancipatie sinds de Verlichting werd tenietgedaan en de nazi’s brachten de vervolging en discriminatie van joden tot een nieuw dieptepunt. Hilberg verwoord het treffend: ‘The missionaries of Christianity had said in effect: You have no right to live among us as Jews. The secular rulers who followed had proclaimed: You have no right to live among us. The German Nazis at last decreed: You have no right to live’.

Eén der belangrijkste stappen in het vernietigingsproces was de definiëring van wat een jood is. Voor een racist zou dat eigenlijk een gemakkelijke opgave moeten zijn. Hitler zelf schijnt beweert te hebben dat hij een jood kon ruiken. Omdat het uiteraard niet doenlijk was om de machtige Führer als een snuffelende hond heel Duitsland rond te sturen moest men een andere oplossing zoeken. Op een partijcongres te Neurenberg eind 1935 presenteerde Hitler vol trots de nieuwe rassenwetten. Het zogenoemde ‘Blutschutzgesetz’ en het ‘Reichsbürgergesetz’ waren door kopstukken van het ministerie van binnenlandse zaken in grote haast en met de nodige moeite gefabriceerd. De definitie toont duidelijk het dilemma van een racistisch antisemitisme. Omdat er geen biologische kenmerken bestaan die alle joden gemeen hebben, moest men uiteindelijk zijn toevlucht zoeken tot een definiëring die geënt was op het religieus lidmaatschap van voorouders. Als jood werd gezien een ieder die drie of meer grootouders had die lid waren van een joodse kerkelijke gemeenschap. Ook werd iemand als jood beschouwd wanneer diegene twee joodse grootouders had én blijk gaf van joodse sympathieën door zelf lid te zijn van een joodse kerkgemeenschap of door een joods persoon te huwen. Nu de doelgroep geïdentificeerd was kon men beginnen met het geleidelijk bureaucratisch proces van uitsluiting en vervolging van de joodse medemensen.

De volgende stap in het vernietigingsproces was het financieel uitkleden van de als joods gekenmerkte mensen. Joden in overheidsdienst verloren hun banen en daarmee ook hun inkomen. Veel particuliere bedrijven volgden dit overheidsinitiatief en ontsloegen hun joodse werknemers, hoewel dit niet door de overheid opgelegd werd. Joodse bedrijven vielen ten prooi aan ‘arisering’, waarbij de gedwongen “verkoop” vaak neerkwam op regelrechte diefstal. Ook financiële reserves waren niet veilig voor de grijpgrage nazistische vingertjes. Een heel scala aan maatregelen vermomd als speciale “belastingen” en “boetes” ontdeed de joden van hun spaargeld. De reductie van joodse voedselrantsoenen, gedwongen werkverschaffing voor een hongerloontje en uiteindelijk het verlies van ieder persoonlijk bezit toen de deportaties naar de concentratiekampen aanvingen, tonen aan hoe geleidelijk, maar doelgericht en efficiënt de hebzucht van de nazi’s was.

Parallel aan het onteigeningsproces liepen de concentratiemaatregelen. Om de joden volledig tot slachtoffer te maken en vogelvrij te verklaren voor het nazistisch sadisme diende men hen te isoleren van de rest van de samenleving. Isolatie had een tweeledig doel. Enerzijds diende het ter bescherming van de gemeenschap tegen joodse invloeden, waarbij tevens de handelingsvrijheid van de nazi’s beschermd werd. Himmler zei eens cynisch: ‘Iedere Duitser kent zijn eigen ‘goede’ jood die een fatsoenlijk mens is, ook al vindt hij alle andere joden slechts verwerpelijk.’ De nazi’s voelden zich nooit geheel zeker van de acceptatie en instemming van het volk bij de vervolging van de joden. Het was daarom makkelijker het vernietigingsproces zoveel mogelijk af te schermen van de bevolking. Anderzijds bracht de isolering van de joden een grotere effectiviteit bij het opleggen van maatregelen met zich mee. Zoals de definiëring het jood-zijn conceptueel en begripsmatig afbakende, zo maakte het concentratieproces een geografisch ingekaderd en fysiek herkenbaar jodendom zichtbaar én toegankelijk.

De concentratiemaatregelen behelsden in eerste instantie het reduceren van sociale contacten tussen joden en niet-joden. Het verbod op huwelijken en seksuele relaties tussen joden en niet-joden zoals neergelegd in het ‘Blutschutzgeseztz’ was uiteraard al een eerste stap, maar ook de verwijdering van joden uit het reguliere arbeidsproces gaf reeds een goede aanzet. Verdere bepalingen waren uiterst divers en uitgebreid, het noemen van een deel ervan moet voldoende zijn om een indruk te krijgen. Zo was er het verbod op telefoonbezit en daarmee een belemmering van de communicatiemogelijkheden. Er kwamen restricties van de vrije beweging door bepaalde openbare gelegenheden verboden voor joden te verklaren en reisbeperkingen uit te vaardigen. Ook werden joodse kinderen uitgesloten van het regulier onderwijs. De geografische isolatie vond in Duitsland geen uiting in de oprichting van een getto, maar de joden kregen wel een soort thuisarrest opgelegd.

Naast restrictiebepalingen voerden de nazi’s ook identificatieverplichtingen in. Paspoorten en rantsoenkaarten van joden werden gemerkt en men ging zelfs zover dat joden verplicht een joodse naam toegewezen kregen. Eén van de identificatieverordeningen werd als bijzonder vernederend ervaren. In 1941 werd het dragen van een ster verplicht gesteld voor joden. Nu was het mogelijk om hen bij de eerste aanblik reeds te identificeren. De joden werden nu dus ook visueel, voor iedereen zichtbaar, van de rest van de bevolking afgescheiden. Deze drang tot identificatie had een drieledig doel. Allereerst hielp het de nazi’s bij de naleving van hun anti-joodse verordeningen. Daarnaast vergemakkelijkte het de vervolging omdat joden nu duidelijk herkenbaar waren.

Tot slot had het een psychologisch effect op de slachtoffers. ‘The system induced the Jews to be even more docile, more responsive to command than before. The wearer of the star was exposed; he thought that all eyes were fixed upon him. It was as though the whole population had become a police force, watching him and guarding his actions. No Jew, under those conditions, could resist, escape, or hide without first ridding himself of the conspicuous tag, the revealing middle name, the telltale ration card, passport, and identification papers. Yet the riddance of these burdens was dangerous, for the victim could be recognized and denounced.’

Het gebruiken, manipuleren en onder druk zetten van een joods bestuur moet als laatste genoemd worden in het kader van de concentratiemaatregelen. In Duitsland hadden vooraanstaande joden vlak na het aan de macht komen van de nazi’s de Reichsvertretung opgericht als middel om als collectief met de nazi’s te onderhandelen. Daarnaast bestonden nog steeds de besturen van lokale joodse gemeenschappen zoals deze al eeuwenlang in Duitsland bestaan hadden. In de zomer van 1939 werd het joods bestuur op last van de Duitsers gecentraliseerd. Dit hield in dat de Reichsvertretung -voortaan Reichsvereinigung geheten – het officiële aanspreekpunt werd voor álle joden binnen hun door de Duitsers opgelegde jurisdictie. Joden hadden geen keuze, ze kregen een bestuur van medejoden opgedrongen, ongeacht hun instemming of afkeuring. De Reichsvereinigung kreeg taken toegewezen door de nazi’s. Zo moest zij bijvoorbeeld demografische gegevens verstrekken over de joodse bevolking, anti-joodse verordeningen communiceren aan joden en de naleving van deze verordeningen opleggen. Deze stap in het concentratieproces kan terecht een duivelse ingenieusheid van de nazi’s genoemd worden. Geleidelijk zou blijken dat het joods bestuur gemanipuleerd werd tot een gedwongen medewerking aan de shoah. De centralisatie van het joods bestuur gaf de Duitsers de mogelijkheid om door druk uit te oefenen op een kleine, herkenbare minderheid –het bestuur – het collectief te treffen, waarbij de Duitsers tevens mankracht konden uitsparen doordat het bestuurlijk apparaat van de joden het vuile werk opgelegd kreeg.

Het bestaan van een concentratiekampsysteem versterkte de legitimiteit van en gehoorzaamheid aan al deze maatregelen en verordeningen. Deze concentratiekampen werden in eerste instantie door de nazi’s opgericht om politieke tegenstanders van het nazi-regime af te sluiten van de samenleving en te straffen. In de loop van de jaren dertig groeiden deze concentratiekampen in aantal en omvang en naast politieke tegenstanders en reguliere criminele elementen kregen ook individuele joden met dit fenomeen te maken. Naast het strafelement en de maatschappelijke uitsluiting diende het openlijk bestaan van de concentratiekampen een afschrikkend en tot gehoorzaamheid dwingend doel onder de Duitse bevolking. De publicist Gerhard Durlacher gebruikt ter omschrijving van dit principe de aanduiding ‘exemplarische terreur’. Het is belangrijk om het onderscheid tussen de concentratiekampen in de jaren dertig in het Duitse Rijk en de vernietigingskampen die vanaf 1942 in Polen ontstonden te benadrukken. Het was mogelijk om de concentratiekampen levend te verlaten en dit gebeurde ook vaak in de jaren dertig. Van een systematische fysieke vrijheidsberoving en uitroeiing van joden was in deze tijd nog geen sprake. Dit betekent niet, dat de gevangenen in deze concentratiekampen niet onnoemelijk leden en vaak onder gruwelijke omstandigheden hun leven verloren.

Op 1 september 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit. De nazi’s voerden reeds enkele jaren een agressief, op expansie gericht buitenlands beleid. Na de terugname van het Rijnland, de semi-vrijwillige Anschluss met Oostenrijk en het met blufpoker verkregen Sudetenland, was voor Engeland en Frankrijk de maat vol toen Duitsland Polen binnentrok. Zij verklaarden aan Duitsland de oorlog. In de maanden die volgden bleef het in eerste instantie vrij rustig in Europa, maar in het voorjaar barstte de befaamde Blitzkrieg met desastreuze gevolgen los. In een snel tempo veroverde nazi-Duitsland vrijwel geheel West-Europa en sloot bondgenootschappen of stichtte satellietstaten in Midden- en Zuidoost-Europa. Voor de joden in deze landen betekende dat een implementering van de anti-joodse maatregelen -in versneld tempo – analoog aan wat de nazi’s reeds in het Duitse Rijk hadden laten zien. De shoah verwerd nu tot een Europees fenomeen.

In het Duitse Rijk hadden de nazi’s in de jaren dertig emigratie van joden gestimuleerd als ‘oplossing’ voor het joods probleem. Onder druk van de uitbreidende terreur en de verslechtering van de levensomstandigheden hadden veel joden gehoor gegeven aan deze drang tot emigratie. Een probleem was echter dat de buitenwereld weinig behoefte had aan een massale toestroom van joodse immigranten. Ook de rest van de wereld leed onder de –immers mondiale – economische crisis. De werkeloosheid was overal hoog, sociale onrust nam toe en de positie van het democratisch bestel was wankel. Desalniettemin vonden toch veel joden een veilig heenkomen in het buitenland. Met het begin van de oorlog viel de mogelijkheid tot emigratie weg. Het is op dit moment dat de nazistische partijkaders hun gedachten lieten gaan over een andere, nieuwe “oplossing” van het joods vraagstuk. Met de inval in de Sovjetunie in de zomer van 1941 werd een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de shoah. De massale fysieke vernietiging van de joden deed zijn intrede.

De fysieke uitroeiing van de joden kende twee varianten. De Einsatzkommando’s die het Duitse leger vergezelden tijdens de opmars in de Sovjetunie hadden tot opdracht om veroverd gebied te ‘zuiveren’ van joden. Dit deden zij door middel van brute slachtpartijen waarbij joden – en andere als dissident ervaren personen – op de meest afschuwelijke wijze vermoord werden. De massa-executies in het voormalig Sovjet territorium hadden echter een aantal nadelen voor de nazi’s. Zij waren uiterst arbeidsintensief, waren moeilijk te verbergen voor omwonenden en gevreesd werd voor de psychische gezondheid van de leden van de Einsatzkommando’s. Men zocht daarom naar een methode die efficiënter, minder openlijk en minder belastend voor het psychisch gestel van Duitsers was. Uiteindelijk voerde men het fabrieksmatig doden van joden in vernietigingskampen in. Tussen midden 1942 en eind 1944 vonden miljoenen Europese joden een triest einde in de gaskamers.

1 Reactie op De shoah

  • uveke schreef:

    Ik kwam hier om de betekenis van ‘Shoah’ op te zoeken en direct werd ik het artikel ingezogen. Zo goed geschreven. Ben er stil van.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Schrijf je in voor TOEN!