Interview met bankrover-kunstenaar

Vroeger was Toine Bakermans bankrover. Tegenwoordig is hij kunstenaar en docent kunstzinnige vorming. Een interview over zijn verleden als crimineel, kunst, Lucian Freud, docentschap en of misdaad romantisch kan zijn?Kunst en de (valse) romantiek van de misdaad

Van bankrover tot kunstenaar

Interview Toine Bakermans:
“Tekenen en schilderen zorgen voor zelfvertrouwen bij gedetineerden”

Bankrovers spelen in veel speelfilms een belangrijke rol. Bonnie and Clyde, The Wild Bunch, The Fast & the Furious, The Invisible Man, For a Few Dollars More, The Town, The Bank Job, Heat en Inside Man zijn slechts enkele voorbeelden van films waarin gangsters banken overvallen. Het snelle en avontuurlijke leven dat dergelijke criminelen leiden en hun anti-burgerlijke, anti-autoritaire en individualistische levenshouding spreekt menig regisseur en schrijver erg aan. Misdadigers staan daarbij symbool voor ultieme vrijheid en anarchisme.
Kunstenaars hebben immers zelf ook vaak een hang naar het bohemien-leven en zijn net als criminelen vaak wars van de burgerlijke 9 tot 5 mentaliteit. Een 5 tot 9 mentaliteit lijkt hen meer te liggen.
Maar hoe romantisch is het leven van een bankrover nu werkelijk? Een man die daar een helder antwoord op kan geven, is ex-bankrover Toine Bakermans (50). In de jaren tachtig was hij een van de beruchtste bankrovers van Nederland. Als gevolg daarvan zat hij zo’n twintig jaar in de gevangenis. Tegenwoordig is hij kunstenaar en docent kunstzinnige vorming. Bakermans is dus ontegenzeggelijk iemand die zowel de onderwereld als de wereld van de schone kunsten kent. Bij uitstek is hij dan ook een expert die kan weten of misdaad inderdaad ook romantisch kan zijn. Een interview over zijn verleden als crimineel, de gevangenis, kunst, Lucian Freud, het docentschap en zijn plannen voor de toekomst.

Doordat zijn armen vol staan met tatoeages van tovenaars en draken is Bakermans een imposante verschijning. Deze armversieringen zijn een herinnering aan zijn criminele verleden waar hij niet meer zo trots op is. Bakermans zou ze niet opnieuw laten zetten, mocht hij alles kunnen overdoen.
In zijn Rotterdamse woning hangen ook diverse prachtige schilderijen die hij zelf gemaakt heeft. Ze hebben vaak het leven in gevangenschap als onderwerp valt op. Niet verwonderlijk voor iemand die dat leven zo goed kent. Op een van Bakerman’s schilderijen is een gevangeniscel te zien waarin de tralies zijn vervangen door een telraam. Bakermans: ‘In de gevangenis draait alles om het bijhouden (tellen) van de tijd. Vandaar dit schilderij. Dat begint al bij de rechter. Je krijgt van hem of haar immers een bepaald periode aan celstraf toebedeeld. Vervolgens kun je daar weer beroep tegen instellen, wat ook weer tijd kost etc. En uiteindelijk moet je al die tijd nog eens gaan uitzitten in de gevangenis.’
Om te illustreren dat hij als gevangene de betreffende rechters  maar niks vond, laat Bakermans een foto van een van zijn schilderijen zien waarop een rechter staat afgebeeld die niks ziet en peterselie in zijn oren heeft zitten.’ Het illustreert hoe gevangenen vaak over rechters denken. Het onbegrip wordt bijna tastbaar.

Examen
Bakermans studeerde anderhalf jaar geleden af aan de lerarenopleiding van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Hij is nu docent met een tweedegraads lesbevoegdheid en geeft onderwijs op scholen, onderwijsinstellingen en aan gedetineerden en drugsverslaafden etc. Bakermans is zelfstandige (ZZP-er) en wordt ingehuurd door zorg- en onderwijs-instellingen. Bakermans: “Het loopt goed. Ik heb de zomer al weer vol.”

Bakermans: “Er komt veel op mijn pad. De mensen waarvoor en waarmee ik werk waarderen het dat ik precies weet waarover ik praat. De andere kant van het leven is mij immers goed bekend. Leven in de gevangenis, criminaliteit en alles er omheen zijn voor mij geen geheim.”

Gevraagd hoe Bakermans tot zijn opmerkelijke beroepsomslag kwam, antwoordt hij: “In de gevangenis werd ik opgemerkt als iemand die goed met gedetineerden omging en ze iets kon meegeven op het gebied van tekenen en schilderen. Toen hebben ze me voorgesteld of ik een opleiding wilde volgen. Iemand die kunstzinnige vorming gaf in de gevangenis, vroeg dat aan me. Hij heeft vervolgens naar de kunstacademie gebeld waarna die mensen zijn komen praten. Toen kwamen we er al snel achter dat het heel moeilijk zou zijn om daar naartoe te werken omdat ik geen vooropleiding had. Ik ben immers met veertien jaar van school af gegaan en voor een hbo-opleiding als de Willem de Kooning Academie moet je minimaal havo of anders mbo 4 of havo hebben en dat had ik geen van allen. Toen heeft het schoolhoofd (head of school) van de lerarenopleiding gevraagd of ze dachten dat ik het toch zou kunnen halen. Men dacht van wel hoewel ik zelf nog mijn twijfels had. Ik vond dat ze er behoorlijk makkelijk over deden terwijl het allemaal heel heftig klonk. Maar goed, ik wilde hen niet teleurstellen. Ik vond dat ik er op zijn minst aan kon beginnen. We zouden wel zien waar het schip ging stranden. Toen heb ik me heel langzaam opgewerkt tot een havo-niveau (Nederlands, Engels, Maatschappijleer). Dat had ik nodig voor mijn 21 + Toets. Ik heb vervolgens in de gevangenis examen gedaan voor maatschappijleer (havo). Daar heb ik een deelcertificaat van gehaald. Dat was best een overwinning voor mij. Vervolgens ben ik van een gesloten gevangenis naar een open inrichting gegaan in Rotterdam. Vanuit die situatie heb ik mijn 21 + toets gedaan voor Nederlands en Engels. Dat is ook allemaal goed gegaan. Vervolgens heb ik een ego-document moeten schrijven voor toelating op de Willem de Kooning Academie. Daarvoor moest ik werk laten zien. Met mijn schilderijen ben ik toen naar de kunstacademie gegaan en ben vervolgens overal goed doorheen gekomen. Ik mocht me dus gaan inschrijven.”

U had blijkbaar talent voor kunst?
Bakermans: “Iedereen heeft natuurlijk talenten. Op school blinken sommige kinderen uit in rekenen en weer anderen in taal, muziek of kunstzinnige vorming (handenarbeid, muziek, theater). Iedereen heeft wel talenten. Ik persoonlijk kon in mijn vroege jeugd al aardig tekenen. Dat moet je benutten. Het zit bij ons in de familie. Mijn broer is schilder en mijn zus schildert voor haar plezier. Ik ben in de cel met dat tekenen en schilderen aan de slag gegaan en heb vervolgens in totaal 4,5 jaar over mijn hbo-opleiding gedaan en ben uiteindelijk ook geslaagd.”
“Niet zo lang geleden ben ik voor mijzelf begonnen. Als mensen mij in willen huren dan kan dat. Werk is er voldoende. Er speelt zich op het gebied van drugs, criminaliteit en re-integratie immers een hele hoop af in Nederland. Als ZZP-er had ik echter een verklaring omtrent (goed) gedrag nodig om in het onderwijs te mogen werken. Die heb ik gewoon gekregen (lacht). Ik ben nu voor mijzelf bezig, maar ik zou evengoed vast in het onderwijs kunnen werken. Momenteel ben ik bezig met een overbruggingstraject voor het Albeda-college en Zadkin (opleidingencentrum) om mensen te laten instromen in verschillende opleidingen: techniek, zorg: niveau 1, 2 etc. Het gaat om mensen die om wat voor reden dan ook vroegtijdig de school hebben verlaten (omdat ze moeder zijn geworden of tegen een straf zijn aangelopen of met justitie in aanraking zijn gekomen enz.). Met die doelgroepen werk ik het meest. Er zijn een aantal van dergelijke trajecten waar ik langlopende contracten heb. Dat gaat goed.”

Bent u een typische docent die proefwerken beoordeelt en cijfers geeft? Of werkt u op een andere manier?
Bakermans: “Nee, wat ik doe, heeft vooral met re-integratie te maken. Het gaat om mensen die echt een beetje verloren zijn geraakt in deze maatschappij. Mijn cliënten hebben vaak een uitkering waar ze niet van rond kunnen komen. Ze bouwen schulden op waarna er opeens iets moet gebeuren. Het gaat meestal fout als ze zichzelf en hun omgeving uit het oog verliezen. Dan klopt het ineens niet meer. Met eenvoudige middelen probeer ik mensen een andere weg op te duwen. Ik probeer door middel van beeld mensen opnieuw naar zichzelf te laten kijken. En dat werkt. Het is vooral confronteren dat ik doe, maar ik doe het wel op een leuke manier. Een goed voorbeeld daarvan is het volgende: ik vroeg een Antilliaanse jongen laatst een tekening te maken. Het is een gitzwarte, stoere knaap die altijd een vuurrood petje op heeft. Het is een aardige knul, maar wel iemand waar moeilijk doorheen te komen is. Dan laat ik hem een tekening maken die moet gaan over hemzelf en zijn omgeving.”
“ ‘Wat moet ik dan tekenen?’ vroeg hij. Ik heb gezegd dat hij maar iets moest tekenen dat hij graag doet. Die jongen tekent vervolgens een slaapkamer met een bed erin. Zelf lag hij in het midden met twee kussens ernaast. Op het ene kussen schreef hij Bitch 1 en op het andere Bitch 2. Het was allemaal heel leuk en mooi aangekleed: nachtkastje, lampjes en een schilderij aan de muur. Het interieur was helemaal compleet. Alle details klopten. Er stond zelfs een wekker bij. Vervolgens begin ik met zo’n jongen te praten en vraag hem naar aanleiding van het bed in de kamer of hij graag slaapt. Toen antwoordde hij: ‘dat is het liefste dat ik doe.’ ‘En Bitch 1 en Bitch 2 kennen die elkaar’ vroeg ik toen? Vervolgens kwam er een heel verhaal los. Dat zijn persoonlijke dingen die niemand zomaar ineens zal vertellen. Dat is bij elke tekening die ik laat maken wel zo. Ik houd het heel dicht bij de persoon en de omgeving zelf. Daar praten we dan over. Zo begint het. Ik ben echter geen psycholoog. Daar heb ik niet voor gestudeerd. Ik ben meer een coach, trainer of leraar. Het is van alle drie wat. In de gevangenis heb ik ook cursussen gevolgd zoals sociale hygiëne, diploma café bedrijf en ook het diploma restaurant-bedrijf gehaald. Dat vond ik leuk om te doen.”
“Ik werk nu bij De Nieuwe Kans. Daar kwam ter sprake wat ik zoal gedaan had in de gevangenis. Ik legde dat uit waarop ze vroegen of ik sociale hygiëne (regels die in de horeca en de samenleving gelden) zou kunnen geven. Dat vak gaat om sociale omgangsvormen en hoe je om dient te gaan met klanten in een café en met mensen in het algemeen. Het laat zien hoe je bepaalde situaties op kunt lossen. Dat heb ik allemaal in de gevangenis opgepakt en ben daar later mee aan de slag gegaan.”

U bent met veertien jaar van school afgegaan. Ging u op dat moment meteen de criminaliteit in?
Bakermans: “Nee.  Ik had op die leeftijd vooral moeite met autoriteit. Er zijn wel meer jongeren die dat hebben, maar dan hoeft het nog niet per se fout te gaan. Bij mij ging het wel mis. Tot die tijd was ik graag bij mijn vader in het garage-bedrijf. Hij was automonteur in een kleine garage vlakbij de Belgische grens. Daar mocht ik regelmatig wat mee sleutelen en kon ik de benzinepomp bijhouden. Daar verdiende ik wat extra’s mee. Daarnaast bracht ik de krant rond. Dat vond ik leuk. Ik had gewoon geen zin in school. Daar had ik het wel gezien. Omdat ik leerplichtig was, moest ik wel 1 à 2 dagen in de week naar een levensschool (in die tijd heette dat zo). Als je niet naar school ging en nog leerplichtig was, moest men daar naartoe. Daar deed je echter ook niks. Het was gezellig, maar je voerde er niks uit. We deden er een beetje aan sport. Dat was alles.”

Wat was de directe aanleiding dat u de criminaliteit in ging?
Bakermans: “De aanleiding kwam toen ik eenmaal brommer mocht rijden. Ik had mijn brommer helemaal zelf opgeknapt. Eerst had ik hem uit elkaar gehaald en vervolgens elk boutje laten verchromen. Die brommer was helemaal naar mijn zin, maar werd al vrij snel gepikt. Daar was ik heel erg verdrietig om. Mijn vader is toen met mij een nieuwe brommer gaan halen, maar dat vond ik niks. Het was wel het zelfde type, maar het was niet meer mijn eigen werk.”
“In die tijd leerde ik ook andere vrienden kennen. Ik begon brommers te pikken en maakte van die gestolen onderdelen weer nieuwe motorfietsen. Ik merkte dat dat goede handel was. Dan ga je daar in verder totdat het fout gaat. Vervolgens kom je met politie en justitie in aanraking en moeten je ouders bij de kinderrechter komen. Thuis ging het ook niet zo lekker. Mijn vader werkte vaak tot elf uur ’s avonds en mijn moeder was huisvrouw. Zij kon me niet de baas en wilde me eigenlijk niet thuis hebben als ik dat soort dingen deed. ‘Sluit hem maar op’ zei ze tegen justitie en dat is dan ook gebeurd.”
“Daarna is het snel bergafwaarts gegaan. Ze sloten me niet op in een gevangenis met muren, maar in een jeugdinrichting met een hek eromheen. Daar liep ik weg en ging vervolgens naar Frankrijk, waar ik weer in de gevangenis terecht kwam. Daarna ging ik naar Nederland terug waar ik vervolgens weer in de gevangenis belandde. Daar leerde ik nieuwe mensen kennen, en zo bouw je eigenlijk, zonder het te beseffen, aan een netwerk van criminele vrienden. Het ging daardoor van kwaad tot erger met mij. Op een gegeven moment kwam ik op een keerpunt waar veel criminele jongeren tegenwoordig ook mee te maken heb. Dan ga je als probleemjongere de misdaad-kant op of je kiest een andere weg. Je gaat dan de zware criminaliteit in of je kiest voor een normaal leven. Als je echt de criminaliteit ingaat dan lijkt er ook geen weg terug te zijn. Dat laatste was bij mij het geval.”

Waardoor wordt die keuze bepaald?
Bakermans: “Dat wordt bepaald door het zelfbeeld van de persoon in kwestie. Dergelijke jongeren denken vaak bij zichzelf: ‘ik kan toch niets en ik deug nergens voor. Voor werk ben ik kansloos. Wat moet ik anders dan misdaden plegen?’ In mijn jeugd had ik ook dat gevoel. Het was behoorlijk moeilijk om aan werk te komen. De werkloosheid was enorm en de benzineprijzen waren hoog in die tijd. Ik zag geen andere weg dan de criminaliteit.”

De omstandigheden bepalen dus of je crimineel wordt?
Bakermans: “Ja. Dat denk ik wel als ik zo terugkijk. Je weet het natuurlijk nooit zeker, maar van één ding ben ik wel overtuigd en dat is dat ik mezelf als kansloos zag. Ik vroeg mezelf voortdurend af wat ik eigenlijk moest doen in het leven. Ik had geen scholing en geen diploma. Dat valt dan niet mee hoor.”

Heeft het crimineel worden, afgezien van de omstandigheden, ook met het karakter van de persoon te maken? Met andere woorden: is crimineel gedrag aangeboren?
Bakermans: “Nee. Als ik mag spreken over mijn eigen karakter, dan heb ik alleen maar gehoord dat mijn karakter beter is dan dat van mijn broer en mijn zus (die niet crimineel zijn of waren). Dat zegt men nu nog steeds over me. Mijn ouders leven niet meer, maar mijn moeder zei altijd. ‘Toine doet wel rare dingen, maar het is wel degene met het beste karakter.’ Ik ben ook altijd iemand geweest die voor anderen klaarstond en anderen wilde helpen.”
“Samenvattend denk ik dat bij het crimineel worden de omgeving (slechte vrienden) een belangrijke rol speelt, maar ook het gevoel van mensen om nergens voor te deugen, zorgt ervoor dat ze het slechte pad opgaan. Als jongeren in de gaten krijgen dat misdaden plegen makkelijk gaat en dat er op vrij gemakkelijke wijze geld valt te verdienen, gaan ze er steeds verder in.”

Ziet u dat ook bij de cliënten en leerlingen die u begeleidt? Denken die ook vaak dat ze nergens voor deugen?
Bakermans: “Ja, ik denk wel in 90% van de gevallen. Ze willen vaak ook niet. Mijn cliënten hebben angst om weer die schoolbanken in te gaan. Dat is zeker zo.”

Wat is dan precies de angst die ze hebben?
Bakermans: “Ze zijn bang om opnieuw te falen. De meesten denken dat ze het toch niet kunnen. ‘Vroeger kon ik het al niet, waarom zou ik het nog een keer proberen’ is hun gedachte.”

Dat is eigenlijk een minpunt van het schoolsysteem of niet?
Bakermans: “Dat is inderdaad een minpunt van de school, maar echt iedereen heeft talent. Het hoeft echt niet zo te zijn dat je wiskunde, rekenen, Nederlands en Engels nodig hebt om ergens te komen. In veel gevallen gaat het in het leven ook om andere vaardigheden zoals luisteren, op tijd komen, leiderschap en samenwerken etc. Dat is wat die jongeren moeten gaan inzien.”
“ Vroeger leerde ik best makkelijk dingen aan, maar ik kon niet met autoriteiten omgaan. Als je later rustig voor jezelf zit en een boek openslaat en begint te leren gaat het in het begin moeizaam, maar stukje bij beetje merk je vervolgens dat het beter begint te lopen. Dat stimuleert enorm.”

Het is misschien een rare vraag, maar zaten er meer criminelen in uw familie?
Bakermans: “Nee. Dat is geen rare vraag hoor. Dat is vaak wat mensen denken. Het komt ook vaak voor dat er meerdere criminelen in een familie zitten, maar ik denk dat mijn familie daar een uitzondering op is. Mijn broer is zeven jaar jonger. Ik heb samen met hem in een dorp gewoond. Daar sta ik bekend als de bankovervaller. Toen er enige tijd terug een bankoverval plaatsvond in dat dorp werd mijn broer van die misdaad beschuldigd op een moment dat ik niet in de gevangenis zat. Er waren camera-beelden, maar die klopten niet met mijn stevige lichaamsbouw. Mijn broer voldeed wel aan dat postuur en werd daarom door de politie gezocht en verscheen op Opsporing Verzocht. Nadat hij werd opgepakt, heeft hij 38 dagen in de cel gezeten. Daarna werd hij weer vrijgelaten omdat een getuige aantoonde dat het mijn broer niet was geweest. Dat zat zo: de daders hadden tijdens de overval in de bank mensen bedreigd waaronder een overbuurman van mijn broer, met wie hij drie keer in de week ging hardlopen. Die twee kennen elkaar door en door en dus wist die man zeker dat het mijn broer Erik niet geweest kon zijn. Het zijn dus echt allemaal vooroordelen van de politie en de dorpelingen geweest.”
“Ik draag mijn verleden continu met me mee. Als er iets crimineels gebeurt in mijn voormalige dorp denken de mensen vaak aan Toine Bakermans. Achteraf klopt dat natuurlijk niet want ik ben tonnetje rond en in de meeste gevallen stemt dat niet overeen met de lichaamsbeschrijving van de daders. Laatst gebeurde er ook weer wat crimineels in Amsterdam en dan zeggen ze op mijn werk: ‘zo waar was jij een uur geleden?’ Dat is humor, maar het confronteert je wel met je persoonlijke geschiedenis. Maar ik kan er wel om lachen hoor.”
“Ik praat best veel over mijn criminele verleden. Ik heb er ook een tijdje minder over gesproken, maar ik merk dat wanneer de probleem-jongeren waarmee ik werk mijn achtergrond kennen, ze in zekere zin meer respect krijgen voor het feit dat ik het gered heb. Het feit dat ik toch die hele omschakeling gemaakt heb vinden zij stoer.”
“Dat zorgt voor vertrouwen tussen mij en die jongeren. Vaak komen ze naar mij toe en dan vertellen ze in vertrouwen iets waar ze zich voor schamen. Zo ontstaat er een band. Over de bankovervallen zelf spreek ik niet al te veel. Dat leidt af van waar het echt om gaat bij ons: re-integratie en het krijgen van zelfvertrouwen.”
“In de trajecten die ik doe, gebeurt ook daadwerkelijk wat. Ik hoor steeds vaker dat het goed werkt wat ik aanbiedt en dat de instellingen waarvoor ik werk door mij ook jongeren vast kunnen houden in trajecten en dat er een positieve uitstroom is. Dat is leuk om terug te horen.”

Heeft u voornamelijk bankovervallen gepleegd of deed u ook nog andere criminele dingen?
Bakermans: “Ik heb me bezig gehouden met diefstal, mishandeling, verboden vuurwapen-bezit, inbraak, het vervalsen van cheques enz. Het was zo’n beetje alles wat ook de jeugd van tegenwoordig uithaalt. Maar over het algemeen ging het toch om bankovervallen.”

Heeft u veel bankovervallen gepleegd?
Bakermans: “Ja, als ik vrij was deed ik het met grote regelmaat. Als ik over aantallen mag spreken heb ik er tussen de 50 en 75 gepleegd in mijn leven. Ik denk dat wanneer er een top-drie van bankovervallers gemaakt zou worden in Nederland dat ik daar in mee doe.”
“Een bankoverval plegen is één ding, maar er komt veel meer bij kijken. Er zijn een boel zaken waar je rekening mee dient te houden. De organisatie en de planning kwamen allemaal van mij vandaan. Eigenlijk is dat ook een talent. Wel op een foute manier natuurlijk en helemaal niet zo goed, maar er komt een hoop bij kijken.”

Lukten die bankovervallen meestal of niet?
Bakermans: “Ze lukten altijd. Er is er nooit een mislukt. Het was de kunst om bij zo’n roof niemand te beschadigen. Doden en gewonden probeerde ik altijd te voorkomen, maar toch breng je mensen altijd leed toe. Je bedreigt immers klanten en personeelsleden die vervolgens doodsangsten uitstaan. Je gaat weliswaar niet een bankoverval plegen met de intentie om iemand dood te schieten of zo, maar dat weten de mensen in de bank niet. Een bank overvallen is gewoon een laffe zaak. Dat hoort niet en dat doe je niet, maar ik heb het toch gedaan.”
“In die tijd keek ik er echter anders tegenaan. Ik dacht dat de slachtoffers er wel overheen zouden komen. Ik vond dat ik het geld nodig had en dat het allemaal wel meeviel wat ik deed. Voor mij was het min of meer een job. Ik deed het om aan geld te komen want anders kon ik toch niks. Dat dacht ik echt. Op latere leeftijd en tijdens mijn laatste straf ben ik er meer over na gaan denken. Ik heb toen gesproken met een humanist. Die confronteerde mij met mijn gedrag. Hij zei dat het eigenlijk heel laf was, wat ik gedaan had. En dat is ook zo”.
“Na dat gesprek met die humanist was er bij mij sterk het gevoel van ‘dit had ik niet moeten doen.’ Het werd mij duidelijk dat er andere manieren zijn om door het leven te gaan. Zoveel andere mensen hebben het ook wel eens moeilijk in het leven, maar werken gewoon bij een baas of zelfstandig. Die mensen leven normaal en als ze geen werk hebben, moeten ze ook van een uitkering zien rond te komen. Dat moest ik ook kunnen, vond ik.”

Had u spijt van al die misdaden?
Bakermans: “Nee, in het begin eigenlijk niet. Het hoorde bij mijn leven en ik bekende nooit schuld. Ik liet het altijd maar zoals het was zonder berouw te tonen. Als je dan vast komt te zitten is dat wel wreed, maar ik dacht dan niet ‘dit doe ik nooit meer’. Ik vroeg me eerder af wat er fout was gegaan bij de overval en wat ik kon doen om dat in de toekomst te verbeteren. Maar goed, het bleef fout gaan. De technieken van politie en justitie gingen immers sterk vooruit. Vroeger hadden ze alleen maar vingerafdrukken en nu hebben ze al DNA.”
“Het is misschien goed om te noteren dat iedereen die een strafbaar feit pleegt waar vier jaar of meer op staat in een DNA-bank terecht komt. Diefstal is al een daad waar vier jaar gevangenis of meer op staat. Je hoort steeds vaker dat er een match is tussen een misdrijf en criminelen die in die DNA-bank zitten. Die Schiedammer Parkmoord is daar een belangrijk voorbeeld van. De vermeende dader, Cees B., heeft daarvoor vier jaar onterecht vastgezeten, maar dankzij DNA-onderzoek is hij uit de gevangenis gekomen omdat politie en justitie via DNA de echte dader hadden opgespoord. Op zich is dat DNA dus een goede zaak. Voor criminelen is het niet best. Ik denk dat DNA er aan bijdraagt dat criminaliteit in de toekomst niet meer gaat werken.”
“Voorlopig is er echter nog steeds geen einde aan de criminaliteit gekomen. De misdaad lijkt zich zelfs te verharden. Ik ken best veel criminelen omdat ik twintig jaar in gevangenissen heb vertoefd. Ik hoor zo nu en dan dat het regelmatig ernstig mis gaat. Als ik een kennis van mij bezoek in de gevangenis en in de bezoekzaal zit, kom ik regelmatig bekenden tegen. Dan vraag ik aan hen: ‘goh wat doe jij hier?’ Dan zeggen ze meestal: ‘dat weet ik niet. Ik heb er niks mee te maken’. Maar ze zitten wel in de gevangenis. Dat is waarschijnlijk ook niet voor niets. Het gaat dan niet zelden om criminelen die drugshandelaren beroven om aan geld te komen, want bij de banken is tegenwoordig niets meer te halen. Als er in een bank wel geld ligt, dan wordt het vervoerd met een geldwagen. Dat is tegenwoordig de zwakke plek. Onlangs hebben ze in Rotterdam een deur uit zo’n wagen geblazen en in Amsterdam deden ze ook zoiets. Bij die laatste overval gingen ze al schietend over de snelweg richting Eindhoven. Dan vraag ik me af hoeveel straf de daders gaan krijgen als ze gepakt worden. Er is buitensporig geweld gebruikt en ze stoorden zich nergens aan. Die krijgen gewoon de volle mep van de rechter. De straffen worden immers steeds zwaarder omdat de samenleving daar toch om vraagt. Ik denk ook dat dat goed is. Als iemand een strafbaar feit pleegt, ziet de rechter snel genoeg of zo iemand te verbeteren valt of niet. Er wordt vaak geroepen dat mensen alleen maar slechter worden in de gevangenis en daar zit volgens mij wel een kern van waarheid in, maar aan de andere kant ook weer niet. Je kunt niet iedereen laten doen wat hij wil. Als iemand een strafbaar feit pleegt, past daar een gevangenisstraf bij. Zeker als het om overvallen gaat of andere zware delicten zoals inbraken etc. Bij elke vorm van geweld is het goed om streng te straffen. Moord, afpersing, zedendelicten horen volgens mij gewoon met een gevangenisstraf vergolden te worden. Dat kan niet anders.”

U zei dat er tegenwoordig minder kansen zijn om banken te overvallen. Komt dat doordat steeds vaker giraal betaald wordt i.p.v. met cash?
Bakermans: “Als je vroeger, toen er nog geen pinautomaten bestonden, bij de bank kwam, kon je duizend gulden opnemen als er twaalfhonderd gulden op je rekening stond. Dan keken ze op een dikke uitdraai of er genoeg geld op je rekening stond en zetten ze daar een streepje bij. Dat geld legde je dan thuis weg en vervolgens ging je met een gedeelte ervan op stap. Toen kwam de pinautomaat en kon je in het weekend ook nog geld opnemen. Dat was wel handig. Later verdwenen de cheques ook nog eens en begon iedereen te pinnen.”
“Dat hele elektronische verkeer heeft alles veranderd. Er zijn nu bijna geen banken meer waar je binnen kunt pinnen. Het is alleen nog maar uit de muur trekken. Als je tegenwoordig als overvaller bij een bank komt, wat moet je dan nog zeggen? De personeelsleden kunnen immers niet meer bij het geld komen. Die systemen bij de bank zijn zo dat als criminelen een personeelslid onder druk zetten, ze niet meer dan 5000 euro meekrijgen. Er wordt dan een code ingedrukt die aangeeft dat die 5000 euro eruit komt waarop vervolgens een beveiligingsbedrijf met een camera mee kan kijken en er een link met het politiebureau gelegd wordt. Dat zijn de systemen van vandaag de dag. En vergis je niet: er zijn nog een heleboel andere opsporingstechnieken. Mensen zijn bovendien traceerbaar via de mobiele telefoon enz. Dat maakt het voor criminelen erg moeilijk om succesvol toe te slaan.”
“ In 1999 had de politie in de nachtelijke uren bij mij een heel GPS-systeem onder mijn auto gebouwd. De politie kon mij met die GPS gewoon op afstand volgen. Dat was in die tijd erg nieuw. Het was daarom nog een flinke kast die ze onder mijn auto gezet hadden. Tegenwoordig is dat allemaal veel kleiner en handzamer geworden. Die technieken van tegenwoordig nekken iedereen. Het gekke is dat mensen er toch mee door blijven gaan. Ze zijn eigenwijs en gaan toch criminele zaken doen, maar lopen vervolgens wel tegen de lamp. En steeds vaker.”

Denkt u dus dat de misdaad nooit uitgeroeid zal worden?
Bakermans: “Ik denk inderdaad dat criminaliteit nooit uitgeroeid zal worden. Ik denk wel dat de misdaad zal verharden. Dat zie je al gebeuren. Er zijn nu, zoals laatst in Amsterdam, bendes operatief die met automatische geweren lachend de politie staan op te wachten. Waar gaat het dan heen?”

Is dat excessieve geweld een reactie van de onderwereld op de verbeterde arrestatie- en opsporingstechnieken van de politie?
Bakermans: “Ja, er is ook duidelijk een verandering zichtbaar in de aard van de misdaden. Momenteel is er een hele generatie (mijn generatie) die in de drugshandel zit of drugshandelaren overvalt omdat er bij banken niets meer te halen valt. Als je de statistieken bekijkt van de bankovervallen dan zijn die alleen maar gedaald. Het aantal winkelovervallen, is daardoor wel gestegen omdat daar nog wel cash geld aanwezig is. Maar ook daar is steeds minder te halen. Daarom krijg je nu dat de jeugd – die tevreden is met 2.000 à 4.000 euro – zich daarop toelegt. Als ze vervolgens zo’n overval hebben gepleegd, willen ze hun rijkdom aan de buitenwereld laten zien en kopen bijvoorbeeld een paar gouden kettingen. Vervolgens plegen ze opnieuw een overval omdat het zo makkelijk ging. Uiteindelijk lopen ze dan echter tegen de lamp en hebben ze een hoop schade aangericht.”
“Het brengt niks. Het zorgt er alleen maar voor dat mensen geen cash geld meer op zak hebben. Als ik ergens moet betalen doe ik dat ook vaak elektronisch.”

Kunst en criminaliteit

U als ex-crimineel, bent tegenwoordig veel met kunst bezig. Hielden meer mensen in uw familie van kunst? Zit de liefde voor kunst en cultuur bij u in de genen?
Bakermans: “Mijn broer heeft een schildersopleiding gedaan in Boxtel (etaleurs). Dat was een goed aangeschreven opleiding die hij prima heeft afgerond. Daarna heeft hij zich met special painten etc. bezig gehouden. Ook mijn zus schildert behoorlijk goed. In mijn moeders familie zat bovendien een schilder die Kluijtmans heet. Hij leefde van de kunst. De creativiteit komt duidelijk van mijn moeders kant. Mijn moeder kon zelf heel goed koken en herstelde zelf kleren. Het technische hebben we van mijn vader. Ik denk dat alle kinderen in het gezin ook dat wel hebben meegekregen.”

Hield u al van kunst toen u nog crimineel was?
Bakermans: “Nee, tot op de dag van mijn uiteindelijke vrijlating was ik nog nooit in een museum geweest. Zoiets kwam echt niet in me op. Ik had ook nooit schilderijen bekeken. Bij mijn ouders thuis hingen wel twee schilderijen aan de muur en een replica die ik regelmatig zag. Dat was het bekende zigeunerjongetje met de pet en een traan. Dat was het eigenlijk. Er werd thuis ook niet gesproken over kunst. De schilderijen van mijn ouders hangen nu bij mijn zus. Het ene is een olieverfschilderij en het andere een aquarel. Ze zijn allebei door de bekende schilder Kluijtmans uit Goirle gemaakt. Op beiden stond een landschap met boerderijtje. Mijn moeder was er heel erg tevreden over, vooral omdat het door een familielid gemaakt was. Ik besteedde er verder weinig aandacht aan. Wij werden niet zo met kunst opgevoed. Ik heb door mijn gevangenisstraf een groot deel van mijn leven geen contact met mijn dochter kunnen hebben, maar anders was ik – als ik alles terug zou kunnen draaien – graag met haar naar musea gegaan. Als er nu kleinkinderen komen, wil ik dat wel gaan doen. Met mijn vriendin ga ik ook regelmatig naar exposities.”

Naar wat voor tentoonstellingen gaat u dan zoal? Wat zijn uw favoriete schilders?
Bakermans: “Ik heb één favoriete schilder en dat is Lucian Freud (overleden op 20 juli 2011). Dat is mijn favoriete kunstenaar omdat de vergankelijkheid in zijn schilderijen mij bijzonder treft. Het gaat bij hem vaak om portretten van naakte of halfnaakte mensen die zich helemaal alleen in een kamer bevinden. Het leven is in hun gezichten af te lezen alsof ze een psychiatrische achtergrond hebben. De grootvader van Lucian Freud was niet voor niets de beroemde psychiater Sigmund Freud. Ik heb het werk van Lucian Freud twee keer in het Haagse Gemeentemuseum gezien. Daar was ik erg van onder de indruk en nog steeds eigenlijk. Zijn werk staat dicht bij mij en mijn leven.”

In welke zin?
Bakermans: “Het is het echte leven – en dus ook mijn eigen leven – dat ik in zijn schilderijen herken. Het gaat bij Lucian Freud’s werk regelmatig over mensen die helemaal alleen staan afgebeeld en ook niet naar je kijken. Bij veel van zijn portretten kijken de geportretteerden je zelfs helemaal niet aan. Freud schildert van die gegroefde koppen waar de vergankelijkheid van af druipt. Soms zie je bijvoorbeeld een grote zuipneus in zijn werk.”
“ Wat mij opviel is dat de dieren die Freud schildert er meestal veel netter uitzien dan zijn mensen. Freud heeft een paar schilderijen van paarden en honden gemaakt. Die zijn altijd prachtig afgebeeld in tegenstelling tot zijn morsige mensen. Op een van zijn schilderijen zie je ook een lange, lege kast zoals ik vroeger in mijn cel had staan en een oud bad. Het zijn Freud’s lege kamers die me aan mijn vroegere cel doen denken. Het werk van Freud doet me wat. Verder heb ik geen kunstenaars waar ik iets mee heb.”

Heeft u leren tekenen en schilder in de gevangenis of kon u het daarvoor al?
Bakermans: “Ik denk dat iedereen kan tekenen, maar ik heb me daar wat beter in ontwikkeld. Ik heb het veel in de cel gedaan en in het zogenaamde creazaaltje waar gedetineerden bij elkaar kwamen om creatief bezig te zijn (creatieve vorming). Dat varieerde van beelden maken van klei tot tekenen en schilderen. Het kon er allemaal.”

Was creatieve vorming een populaire bezigheid in de gevangenis?
Bakermans: “Creatieve vorming (Crea) zat altijd vol. Er waren behoorlijk wat gedetineerden die uitkeken naar crea. Er worden vaak mooie werken gemaakt door gedetineerden. Tekenen en kunst zorgen bovendien voor zelfvertrouwen. Als mensen goed kunnen tekenen en schilderen, worden ze daar sterker van. Mensen die heel vaak gehoord hebben dat ze nergens voor deugen of niks kunnen, krijgen op zo’n cursus in de gevangenis soms te horen dat ze goed werk hebben gemaakt. Hoewel hun werk soms nog niet zoveel voorstelt, geeft zo’n compliment hen wel een heel goed gevoel. Zelf had ik dat geluk niet. Toen ik naar Crea ging, zei de man die daar werkte: ‘Leuk Toine. Het gaat best goed. Wil je materiaal mee hebben in je cel? Potlood, gum en papier?’ Ik zei toen: ‘Doe maar, dan kan ik in mijn cel ook wat maken.’ Vervolgens ben ik aan de slag gegaan. Ik had een plaatje gevonden van een liggende, naakte vrouw en probeerde haar na te bootsen. Ik heb eerst schetsen van haar gemaakt en haar daarna nagetekend. Ik had er met een gummetje en potlood schaduw en licht in gezet. Voor mijn gevoel was het goed, maar het klopte voor geen meter, merkte ik later. De navel zat op een totaal verkeerde plaats. Toen zei die gevangenis-medewerker, waar ik nu nog contact mee heb, terwijl hij naar de navel wees: ‘Wat is dat hier? Een bromvlieg?’ Toen was ik beledigd. Ik snapte helemaal niet wat hij bedoelde, maar dergelijke momenten zijn na afloop eigenlijk wel leuk. Je vergeet ze nooit meer. Vervolgens ging ik op mijn zwakke punten letten en begon ik met het natekenen van alles wat er om me heen te zien was. Ik ging ook meer op gezichten letten. Die crea-medewerker vertelde me dat geen oor, neus of hand ooit het zelfde is bij mensen. Dat bleek te kloppen. Op een gegeven moment begon ik te beseffen dat eigenlijk alle mensen mooi zijn. In feite zijn er geen lelijke mensen, want ieder mens heeft wel wat. Dat artistieke en humanistische besef was het begin van een omslag bij mij. Ik begon anders tegen mensen aan te kijken.”
“Er wordt wel eens gesproken over ‘de knop omzetten’, maar als je zover bent gezakt als ik destijds, dan zijn er eigenlijk een heleboel kleine schakeltjes die je moet zien om te zetten. Eerst werd de ene bij mij omgezet en vervolgens de andere. Toen ik net over de helft van die schakelreeks kwam, was er geen weg terug meer. Ik ben heel anders gaan denken in die tijd en in de periode dat ik mijn opleiding deed. Vervolgens ging alles vanzelf. Dat is mooi.”

Had u in de gevangenis favoriete schilders die u bewonderde?
Bakermans: “Niet echt. Ik had eigenlijk nooit echt schilderijen bekeken, maar er was wel een kunstenares waar ik van onder de indruk was: Alison Lapper. Zij is een vrouw die geen armen en geen benen heeft, maar zich toch voort kan bewegen. Ze schildert met de penseel in haar mond en voorziet met haar kunst in haar eigen levensonderhoud. Daar was ik heel erg van onder de indruk en ik dacht bij mezelf dat wanneer zij dit kan, ik het ook moest kunnen’. Dat was een grote stimulans en erg belangrijk voor me.”

Probeerde u werk van bekende schilders na te bootsen in de gevangenis?
Bakermans: “Nee, ik maakte alleen eigen werk: abstract maar ook figuratief. Na mijn straf wilde ik de gevangenis achter me laten en met maatschappelijke onderwerpen en culturen aan de slag gaan. Culturen interesseren mij namelijk bijzonder. Maar dat lukte om een of andere reden niet. Toen zeiden ze bij de opleiding dat ik dat helemaal niet moest doen omdat de gevangenis en dat hele criminele leven bij me hoort. Dat is immers twintig jaar van mijn leven geweest. ‘Probeer er nu eens over te schilderen’ werd mij gevraagd. Dat heb ik gedaan. Ik ben daarom toch met die gevangenissen doorgegaan. Ik draag het nu nog bij me.”

Schildert u tegenwoordig nog steeds?
Bakermans: “Nu een stuk minder. Ik begeleid momenteel hoofdzakelijk mensen met moeilijkheden. Ik ben het levende bewijs dat mensen die hun school af hebben gebroken niet per se verloren hoeven te zijn. Als vroegtijdige schoolverlaters echt willen, kunnen ze, net als ik, toch iets bereiken.”

Wat was precies het omslagpunt waarop u besliste om uw leven anders te gaan aanpakken en meer de kunst-richting op te gaan? Of ging dat geleidelijk?
Bakermans: “Het omslagpunt is eigenlijk pas gekomen toen ik uit de gevangenis was ontslagen, maar nog wel aan een enkelband zat (elektronisch toezicht). Toen merkte ik dat de mensen die ik in mijn opleiding aantrof hele fijne mensen waren om mee om te gaan. Ik merkte verder dat een hoop andere dingen mij ook begonnen te lukken, waardoor ik meer zelfvertrouwen kreeg. Dat was het omslagpunt. Natuurlijk ben ik nog wel eens benaderd door mensen uit het criminele circuit die samen iets wilden doen, maar dat heb ik afgeslagen. Dat is en was mijn wereld niet meer.”

Hoe kijken die criminele kennissen van vroeger nu naar u? Vinden die het raar wat u nu doet in de wereld van kunst en cultuur?
Bakermans: “Ik ben vorige maand op bezoek geweest bij een ex-crimineel in Alphen aan de Rijn. Daar kwam ik iemand tegen waarmee ik een paar jaar op een gevangenis-afdeling had gezeten. Die vraagt dan op zijn Brabants ‘zitte ge nog in de kunst Toine?’ Dan zeg ik dat ik ben afgestudeerd, doceer en zelfs les geef in een jeugdgevangenis. Toen zei die man: ‘ Sodemieter toch op, dat geloof ik niet’.
“Daarop ging ik verder met de woorden: ‘Ik zal het je nog sterker vertellen: ik heb zelfs een verklaring omtrent (goed) gedrag gekregen.’ Waarop die kerel zei: ‘Echt waar? Dat kan toch helemaal niet.’ Zo gaat dat dan. Mijn voormalige criminele collega’s snappen er echt helemaal geen fluit van. Het ligt buiten hun voorstellingsvermogen. Maar ze vinden het wel mooi. Misschien dat bij die jongen waarmee ik sprak het lampje ook nog eens gaat branden. Dat zou mooi zijn.”
“Iedereen uit die gevangenissen waar ik gezeten heb, weet hoe lang ik daar binnen heb gezeten. Ze hadden daarom niet verwacht dat ik zou veranderen, want voor hun en mijn gevoel was ik een crimineel in hart en nieren. Maar dat is nu verleden tijd.”

Waar hangt het van af dat de ene crimineel de weg van de misdaad blijft volgen en de ander (zoals u) niet?
Bakermans: “Ik denk dat het bij mij een soort van moeheid was. Ik was het opgejaagde leven van een crimineel grondig zat. Ik heb toen tegen mezelf gezegd dat ik dat criminele leven moest stoppen. Ik kwam er achter dat er andere beroepen en ambachten zijn die ik ook kon gaan doen. Dat is heel mooi vind ik.”

Als u niet de weg van de kunst was ingeslagen, wat was er dan van u geworden?
Bakermans: “Dan denk ik dat ik nu weer halverwege mijn volgende straf had gezeten. Dat zou betekend hebben dat ik alle tijd die ik nu in mijn studie en werk heb kunnen steken, binnen in de cel had doorgebracht.”

Er wordt wel eens gezegd dat de gevangenis een universiteit voor het leven is. Je leert er hoe het leven daadwerkelijk in elkaar zit. Klopt dat?
Bakermans: “Ja, je leert er hoe hard en meedogenloos het leven kan zijn. In die zin dat je leert dat je in de gevangenis alles kwijt raakt. Relaties lopen op de klippen en mensen zien hun kinderen opeens niet meer. Eigenlijk alles wat er is, valt op den duur helemaal weg. In mijn geval was dat ook zo, want ik had geen contact meer met mijn zus en broer. Maar die contacten zijn nu gelukkig weer allemaal aangehaald. We bellen elkaar en komen samen op verjaardagen. Het is weer leuk en prettig. Ik ga regelmatig met mijn zus naar het museum en de kinderen van mijn broer komen hier logeren. Dat is allemaal heel anders dan wanneer je in de gevangenis zit. Daar leer je van.”
“De gevangenis was zeker geen hotel zoals je soms hoort zeggen. Je bent immers je vrijheid kwijt, maar heel rot voelde ik me er ook weer niet. Dat viel relatief nog wel mee, maar nu heb ik het wel beter.”

Helpen schilderen en tekenen ook om je negatieve en/of criminele neigingen en emoties te uiten en te reguleren? Is dat de bedoeling van die creatieve vaardigheden-afdelingen in gevangenissen?
Bakermans: “Er wordt gezegd dat kunstzinnige vorming goed is voor de algemene ontwikkeling. En dat is ook zo. Voor de Tweede Wereldoorlog was er niet zo veel op dat gebied in de Nederlandse gevangenissen. Aan creatieve vorming werd maar heel summier en kleinschalig gedaan. Iedereen moest vooral luisteren naar de directeur en de cipiers totdat er tijdens de Tweede Wereldoorlog enkele notabelen in gevangenissen terecht kwamen omdat ze banden met het verzet hadden. Ze werden door de Duitsers opgesloten en kwamen in het gevangenisregime terecht. Deze notabelen kwamen er toen achter dat je als gedetineerde in dergelijke gevangenissen al blij mochten zijn met een klein potloodje. Vervolgens zijn enkele van die gedetineerde notabelen er eens over na gaan denken wat gevangenen eigenlijk nodig hebben om er beter uit te komen, want dat is natuurlijk de bedoeling van celstraf. Vervolgens is de hele wet daarop aangepast en zijn er een aantal regels gekomen die er op gericht waren dat gedetineerden iets van hun straf zouden opsteken en uiteindelijk beter uit de cel zouden komen dan ze er in gingen. Daarom is kunstzinnige en creatieve vorming ook ingevoerd.”
“Door de bezuinigingen van heden is dat echter weer een beetje aan het teruglopen. De regering begint te hakken in wat niet echt noodzakelijk is. Veiligheid gaat tegenwoordig boven alles. Kunstzinnige vorming en onderwijs worden daarvan de dupe.”

Bestaat er een overeenkomst tussen kunst en criminaliteit? Of helemaal niet? U heeft beide kanten van het leven gezien dus u kunt het weten.
Bakermans: “Ja, ik denk dat tussen alles van waarde wel overeenkomst te vinden is. Dat moet je dan wel breed zien natuurlijk. Geld roven en kunst verzamelen draaien beiden om rijkdom verzamelen en bezit vergaren. Daarnaast zijn er ook mensen die met crimineel geld kunst verzamelen. Dan is de link wel duidelijk, lijkt me. Ik denk dat dat laatste vooral bij echte topcriminelen hoort, die vaak ook vroeg dood gaan. Kijk maar naar Klaas Bruinsma. Die had ook wat met kunst.”

Kent u behalve uzelf ook nog andere criminelen die zich met kunst bezig hielden of houden?
Bakermans: “Ja, de misdadigers waarmee ik creatieve vaardigheden deed in de gevangenis waren natuurlijk ook met kunst bezig. Maar er zijn er wel meer hoor. Ik ben echt wel talenten tegengekomen in het huis van bewaring. Ik heb in de gevangenis bijvoorbeeld de Engelsman Harry Tucker ontmoet. Die kon op een draaischuif grote artistieke potten maken. Dat deed hij met Chamotteklei, waar van die steentjes inzaten. Dat waren echte kunstwerken.”
En er zijn natuurlijk ook nog de kunstvervalsers, zoals de internationaal bekende Nederlander Geert Jan Jansen bijvoorbeeld. Die vervalste o.a. Karel Appel en Picasso en dat deed hij heel erg goed. Hij is later in Frankrijk gearresteerd. Volgens mij kopieert hij nog steeds meesterwerken, maar nu op een legale manier. Hij ondertekent nu niet meer met de naam van een beroemde schilder, maar met de woorden ‘naar voorbeeld van…”
“Die Jansen was crimineel en kunstenaar tegelijk. Hij schilderde erg goed en heeft dat gezien als een gat in de markt. Voor hem was het gewoon broodwinning. Eigenlijk is zijn vergrijp vrij onschuldig vind ik. Al die schilderijen van Appel etc. staan immers geregistreerd, dus als je zo’n werk als potentiële koper aangeboden krijgt, weet je gewoon dat het nooit een echte Appel kan zijn. Ergens in Rusland (Hermitage bijvoorbeeld) hangt dat schilderij gewoon. Kopers kunnen daarom weten dat zo’n werk vals is. Nou goed, het mag natuurlijk niet en je kunt er straf voor krijgen, maar welke straf moet je iemand daarvoor geven? Moet je iemand daarvoor opsluiten? Ik vind eigenlijk van niet. Een taakstraf of boete lijkt me beter.”

Kun je stellen dat kunst u gered heeft van de ondergang?
Bakermans: “Ja, dat kun je wel zeggen. Maar wat is de ondergang? Dat klinkt zo dramatisch. Als ik hier nu terplekke of tijdens het schilderen dood neerval, zou dat veel dramatisch zijn. Kunst heeft me wel geïntegreerd in de maatschappij. Dat kun je beter zeggen. Ik denk dat dat voor iedereen mogelijk is. Heel veel mensen hebben echter een handvat nodig om verder te kunnen gaan in het leven. Ik heb dat met kunstzinnige vorming kunnen doen en voor een ander is dat weer iets anders. Iedereen heeft iets verschillends nodig. Ik denk dat het vooral om het krijgen van zelfvertrouwen gaat.”

Hebben jonge gedetineerden en andere mensen waar u mee werkt vaak talent voor kunst?
Bakermans: “Sommigen wel, maar zeker niet allemaal. Sommige van mijn cliënten vinden tekenen heel lastig en anderen weer niet. Ik probeer de les altijd wel zo interessant mogelijk te maken. Om een voorbeeld te noemen: ik val op door de tatoeages op mijn armen. Dat komt goed uit want ik heb veel te maken met jongeren die ook vaak tatoeages hebben. Dan vragen ze soms hoe lang ik mijn tattoos al heb en waarom? Dat leg ik dan uit en stel vervolgens voor om samen met hen een ontwerp voor een tatoeage te maken en samen met hen te gaan tatoeëren. Dan zitten ze je verbaasd aan te kijken terwijl ze zich afvragen hoe dat dan gaat. Vervolgens vertel ik dat ik een origineel tatoeage-apparaat heb die echte tatoeëerders ook gebruiken waarmee we sinaasappels gaan tatoeëren. Dat is leuk om te doen.”
“Je moet een beetje beweging in zo’n groep zien te krijgen. Vaak krijg je immers bij dergelijke jongeren al snel dingen te horen als: ‘kan ik niet’, ‘wil ik niet’ etc. Daarom moet je met interessante dingen komen. Dan laat je ze nadenken over wat er bij hen past. Dat is belangrijk. Tatoeëren is daarbij ideaal omdat ze zich dan immers moeten inspannen, zelf een ontwerpje gaan maken en er over dienen te vertellen. Zo krijg je de mensen dichter bij je.”

En wat is het verhaal achter uw eigen tatoeages?
Bakermans: “Dat is jeugdsentiment. Op mijn arm staan tovenaars en draken, maar er staat ook een zelfde tatoeage-apparaatje op afgebeeld als waarmee ik nu les geeft aan mijn cliënten. Die tatoeages van tovenaars en draken staan er al zo’n dertig jaar op. Ze zijn er al voor mijn gevangenistijd opgezet. Ik was toen 20 à 21 jaar oud.”

Die tatoeages op uw armen zijn eigenlijk ook een soort kunst vindt u niet?
Bakermans: “Ja, maar die zijn er destijds eigenlijk vooral opgezet om bij mijn vrienden te horen omdat zij ze ook hadden. De ene kameraad had er nog meer dan de ander. Zo ging dat heen en weer. Maar als ik mijn leven over mocht doen, zou ik ze niet opnieuw laten zetten. Ik ga die tatoeages nu echter niet meer verwijderen. Het hoort bij mij. Jammer dat de lijnen na verloop van tijd wat fletser zijn geworden.”
“Als ik mijn leven over mocht doen, was ik geen bankovervaller geworden, stonden er geen tatoeages op mijn armen en stond ik waarschijnlijk ook niet voor de klas. Misschien had ik me dan verder als schilder kunnen ontplooien. Dat lijkt me wel wat.”

U bent crimineel geweest en nu docent en kunstenaar. U weet dus veel over beide disciplines. Zit er romantiek in criminaliteit en in het leven in een gevangenis? In speelfilms en boeken hangt er immers vaak een sfeer van romantiek rond deze zaken. Of is dat een verkeerd beeld van buitenstaanders die de werkelijkheid niet kennen?
Bakermans: “Ik denk wel dat er een bepaalde romantiek in gevangenissen zit. Er blijven ook altijd mensen bestaan die zich aangetrokken voelen tot gedetineerden. Toen ik net uit de gevangenis was ontslagen, maar nog wel een enkelband om had, was ik te gast op een barbecue. Daar kwam ik een jonge dame tegen die vroeg wat ik gedaan had. Toen ik vertelde dat ik een bank had beroofd, zei ze: ‘Dat vind ik zo geweldig. Ik heb zelf ook eens op het punt gestaan om een bank te beroven toen ik heel krap bij kas zat.’ Toen begreep ik dat er wel een soort romantiek aan vast zit. Hoeveel films zijn er wel niet gemaakt over bankrovers? Bankrovers hebben ook aanzien in de gevangenis. Veel meer dan zedendelinquenten bijvoorbeeld. Die laatste groep moet het vaak ontgelden. Drugscriminelen en bankrovers staan bovenaan in de hiërarchie van de gevangenis. Zij worden gezien als mensen die lef hebben.”
“Gek genoeg zijn er veel mensen – ook niet criminelen – die helemaal niks met banken hebben. Heel veel oudere mensen bijvoorbeeld zijn niet dol op een bank. Ze brachten hun geld ook nooit naar een bank. Dat is iets van latere tijd. Ik was ook nooit dol op banken. Mijn bankroverij is pas los gegaan toen ik ontboden werd bij mijn eigen bank. Ze hadden vernomen dat ik me bezighield met criminele activiteiten en vertelden me dat ze geen zaken deden met criminelen. Mijn verzekeringen werden opgezegd en mijn rekening mocht ik alleen houden voor gewoon betaalverkeer. Voor de rest moest ik maar ergens anders naartoe gaan. Dat vond ik zo onterecht. Mijn activiteiten in het dagelijks leven hadden totaal niets met die bank te maken. Het bankpersoneel deed ook niet aardig meer tegen me en toen dacht ik ze wel eens terug te pakken. Dat is zeker een aanleiding geweest. Ik had in die tijd nog de mentaliteit van oog om oog, tand om tand.’

Exposeert u nog?
Bakermans: “Nee, ik heb enige tijd terug wel een expositie gehad, maar ik heb het afgelopen jaar en tijdens mijn studie zo druk gehad dat ik momenteel niet schilder. Tijdens mijn studie schilderde ik nog wel. Ik wil binnenkort echter wel weer beginnen. Ik ga binnenkort twee uur schilderen in mijn eigen ruimte. Later zal ik daar nog vaker te vinden zijn. Dan komt er later wellicht wel een expositie. Ik ben bovendien van plan om werken uit gevangenissen te gaan exposeren en daar mijn eigen werk bij te hangen. Daar zijn plannen voor. Mensen uit Luxemburg, België en Nederland zijn daar mee aan de slag. Ik ben daar voor benaderd.”

Wat zijn uw plannen voor de toekomst?
Bakermans: “Ik zou het heel erg leuk vinden om voorlichting te geven op scholen. Mijn levensverhaal en hetgeen ik te vertellen heb, heeft toch wel enige waarde. Ik ken immers het hele verhaal van probleemjongeren. Ik ben echt vanuit de criminaliteit tot regulier werk gekomen met een verklaring van goed gedrag. Dat maakt het verhaal compleet. Niet iedereen heeft dat. Verder probeer ik mijn werk gewoon goed te doen.”
“Later wil ik nog wat kunnen schilderen en een methodiek ontwikkelen om een weg te vinden zodat mensen sneller die schakelaar om kunnen zetten van criminaliteit naar  burgersamenleving. Ik kan daar een grote rol in spelen. Ik merk immers dat mensen echt naar mij luisteren en mijn boodschap serieus nemen. Ik kan dingen tegen mensen zeggen die niet leuk voor hen zijn, zonder dat ze kwaad worden. Er blijft dan toch wederzijds respect. Ik hoef namelijk niet per se boven iemand te staan. Als bankrover doe je dat wel. Dat is echt een vorm van machtsmisbruik. Het is heel raar dat ik dat toen deed, want uiteindelijk blijk ik dus helemaal niet zo te zijn. Het is veel fijner om met iemand op een gelijk level te zitten, vind ik nu. Dat gaat goed. Ik kom er wel.”
“Ik heb nu eindelijk weer een sociaal leven. Soms kom ik thuis en zeg ik: ‘Gelukkig, het is weer weekend’. Waarop mijn vriendin zegt: ‘Nu weet je ook eens wat weekend is. Vroeger had je altijd weekend.’

Websites Toine Bakermans:
http://www.exter-art.nl/Wie%20is%20wie.html
http://nl.linkedin.com/pub/toine-bakermans/13/3a/920
http://perspectief.uwv.nl/artikelen/met-kunst-een-nieuwe-kans

Alle foto’s: copyright Toine Bakermans

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Schrijf je in voor TOEN!