Staatsinrichting
Het koninklijk huis
Omdat de koning(in) deel uit maakt van de regering heeft hij/zij het recht om advies te geven aan de minister-president. De minister president heeft elke week een overleg met de koning(in) en hierbij kan de koning(in) advies geven. De minister-president kan dit advies echter naast zich leggen.
Nederland is hiermee een constitutionele parlementaire monarchie.
Ministers
Aan de top van de ministers staat de minister-president, deze is tevens de voorzitter van de ministerraad. Iedere minister houdt zich met een specifiek onderdeel van de regering bezig. Zij zijn het politiek hoofd van hun department (ministerie). De ministers worden bijgestaan door staatssecretarissen. De ministers overleggen met elkaar over bepaalde besluiten en uiteindelijk moet dit leiden tot een kabinetsbeleid.
Parlement
In Nederland hebben wij een tweekamer stelsel: de Eerste Kamer (75 leden) en de Tweede Kamer (150 leden). De leden van de Tweede Kamer worden direct gekozen door middel van verkiezingen. De leden van de Eerste Kamer worden getrapt gekozen via de Provinciale StatenProvinciale Staten.
De kamers worden steeds voor vier jaar gekozen waarna nieuwe verkiezingen volgen. Iemand die lid is van de Eerste Kamer kan niet tegelijkertijd lid zijn van de Tweede Kamer en vice versa. Ook is het niet mogelijk om bij lidmaatschap van één van de Kamers tegelijkertijd zitting hebben in de regering, Raad van StateRaad van State, Algemene Rekenkamer of Hoge RaadHoge Raad.
Leden van de Tweede Kamer hebben een aantal rechten, deze zijn: recht van initiatef, recht van amendementamendement, recht van budget, recht van interpellatieinterpellatie, het vraagrecht en de recht op onderzoek (ook wel enquêteenquête). Deze rechten worden in de begrippenlijst nader toegelicht.
De Eerste Kamer, die ook wel de senaat wordt genoemd, moet het stellen met minder rechten. Wel heeft de Eerste Kamer het recht om een wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is ingediend af te wijzen. De rol van de Eerste Kamer is controversieel: veel mensen zien dit onderdeel van het parlement liever afgeschaft omdat het weinig toevoegt.
Van wetsvoorstel tot wet
Een wetsvoorstel wordt door de regering gedaan, meestal komt het tot stand binnen één of meer ministeries. In principe kan ook één afzonderlijke minister met een wetsvoorstel komen, maar dit komt weinig voor omdat er teveel bij komt kijken.
Dit wetsvoorstel wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Dan buigt de kamercommissie zich over het voorstel en dient dan een voorlopig verslag op. In dit verslag kan door de commissie worden gesteld dat er wijzigingen in het wetsvoorstel moeten worden aangebracht. Hierna komt het eindverslag.
Daarna volgt de openbare behandeling in de Tweede Kamer. In dit stadium kunnen de kamerdebatten gevoerd worden. Hier kunnen de leden van de Kamer ook hun rechten doen gelden. Na afloop van het debat of van de debatten wordt er gestemd over het voorstel, in gedeelten en in zijn geheel.
Daarna, mits het voorstel is aangenomen, gaat het voorstel naar de Eerste Kamer. De leden van de Eerste Kamer kunnen alleen maar goedkeuren of afwijzen. Zij hebben niet het recht om wijzigingen aan te brengen.
Indien ook de Eerste Kamer akkoord gaat is het voorstel dus door het gehele parlement goedgekeurd en moet het voorstel ondertekend worden door de koning(in) en de betrokken ministers (contraseign).
Tenslotte wordt het wetsvoorstel, dat inmiddels dus een wet is geworden, in het Staatsblad afgekondigd. Hierin wordt ook vermeld per wanneer de wet in werking treedt.
Rechtspraak
Tenslotte nog iets over rechtspraak. MontesquieuMontesquieu maakte in 1748 zijn Trias Politica, wat een scheiding der machten in hield. Je hebt de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Deze driedeling wordt ook min of meer in Nederland gebruikt. We hebben hier boven reeds de uitvoerende en wetgevende macht besproken (de Kroon en de Staten Generaal. De rechterlijke macht ligt bij de rechter.
Deze gebruikt de grondwet met alle wetten als leidraad voor het uitspreken van een vonnis. Deze rechter werkt onafhankelijk en komt pas tot zijn vonnis nadat alle getuigen zijn gehoord.
Verschillen in rechtbanken
Lichte overtredingen worden behandeld in de kantongerechten (er zijn er 62), ernstigere overtredingen of misdrijven komen terecht bij de arrondissmentsrechtbank (er zijn er 19). Vonnissen die in de arrondissemenrsrechtbank zijn uitgesproken kunnen in de gerechtshoven (er zijn er 5)worden aangevochten. Tenslotte kunnen vonnissen die daar zijn uitgesproken nog aangevochten worden in de Hoge Raad(één in Den Haag), dit heet beroep in cassatie. De beslissing van de Hoge Raad is definitief.
Verschillen in rechtspraken
Civiele (of burgerlijke) rechtspraak behandelt geschillen tussen burgers. Strafrechtspraak behandelt overtredingen en misdrijven. Administratieve rechtspraak behandelt geschillen tussen burgers en de overheid en tussen verschillende overheidslichamen onderling.
Korte geschiedenis
De staatsinrichting zoals wij die nu kennen in Nederland heeft een aantal grondslagen in het verleden:
De Bataafse tijd (1795-1801)
Het principe van de volkssoevereiniteit werd met de Bataafse RevolutieBataafse Revolutie naar Nederland gebracht. In theorie had iedere staatsburger nu stemrecht maar er werden wel uitzonderingen gemaakt: vrouwen, bedeelden, huisbedienden en jongeren (jonger dan 25) hadden geen stemrecht. Bovendien mochten alleen de mensen stemmen die de Bataafse politiek steunden. Deze politieke revolutie was echter een kort leven beschoren, na 1801 werden de Nederlanden ingelijfd bij Frankrijk. Dit zou tot 1813 duren.
1813-1848
Na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid en het ontstaan van het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden (inclusief de Zuidelijke Nederlanden) ontstond een kiesstelsel dat het beste kan worden omschreven als een mengvorm van het stelsel van vóór de Bataafse tijd en elementen uit die tijd. De Provinciale Staten kozen de (toen nog) 110 leden van de Tweede Kamer. Deze Provinciale Staten werden gekozen door de vertegenwoordigers van de drie standen: edel + ridderschappen, de landelijke stand en de steden. In principe kwam dit er op neer dat bijna niemand mocht stemmen (in 1845 slechts 4% van de bevolking). Invloed van de bevolking op de politiek was dan ook heel gering.
De grondwetswijziging van 1848
Nadat de Zuidelijke Nederlanden na 1839 definitief verder gingen als het onafhankelijke België was een grondwetswijziging noodzakelijk. Het werd duidelijk dat bij deze wijzigingen ook de verhouding tussen koning en ministers zou veranderen, er waren veel voorstanders voor het beperken van de macht van de koning. Willem IWillem I wilde echter niet ver genoeg gaan in het veranderen van deze verhouding. De ministers zouden voortaan wel verantwoordelijk voor de nieuwe wetten door middel van het contraseign. Ook Willem II Willem II zag de verhoudingen liever niet gewijzigd.
Pas onder invloed van de revoluties in Europa in 1848 was Willem II zoals hij zelf zei “in één nacht van conservatief liberaal” geworden. Er werd een commissie in het leven geroepen onder leiding van J.R. ThorbeckeThorbecke. Omdat hij al eerder voorstellen had ingediend voor een gewijzigde grondwet kon er snel gewerkt worden en was nog vóór het einde van 1848 de nieuwe grondwet een feit.
Wat was er nieuw in de wijziging van 1848?
- Koninklijke onschendbaarheid
- Ministeriële verantwoordelijkheid
- Invoering districtenstelsel
- De Tweede Kamer werd voortaan direct gekozen door de kiesgerechtigden
- De Eerste Kamer werd door de Provinciale Staten gekozen
- De Tweede Kamer kreeg het recht van amendement, interpellatie en enquête.
- Debatten waren voortaan in principe openbaar
Verder werden in de grondwet de vrijheden en rechten van de burgers uitgebreid:
- vrijheid van godsdienst
- vrijheid van onderwijs
- vrijheid van drukpers
- vrijheid van vereniging en vergadering
- Staat en kerk werden formeel gescheiden
In de Tweede Kamer wordt het “openbare” debat heel erg belangrijk. Deze debatten moesten vooral erg beschaafd worden gevoerd waarbij de emoties absoluut geen rol meer mochten spelen. De grondwet werd nu het belangrijkste hulpmiddel in de argumenten en de religie moest zoveel mogelijk buiten de deur worden gehouden. Voortaan was het goed geïnformeerd zijn heel belangrijk. Gegevens, feiten en vooral cijfers kwamen hierbij ten pas. Dit verklaart de hoge vlucht die de statistiek na 1848 heeft genomen in Nederland.
1848-1917
In de loop van de 19de eeuw neemt de eis voor een uitbreiding van het kiesrecht toe. Deze eis wordt in 1887 gehonoreerd wanneer in principe elke volwassen man in Nederland stemrecht krijgt. Maar wel dient deze man te beschikken over enig vermogen en moet deze “geschikt” zijn. Een verkapte vorm van censuskiesrecht dus. Hoewel het aantal kiesgerechtigden wordt verdubbeld, bleef het onvoldoende.
Pas in 1896 wordt het zogenaamde attributief kiesrecht ingevoerd. Naast het censuskiesrechtcensuskiesrecht, komen er nu ook examenkiezers, huurkiezers, spaarkiezers en kiezers die een vaste baan hebben. Dit heeft opnieuw de verdubbeling van het aantal kiesgerechtigden tot gevolg. (Circa 16%)
Door de toename van de welvaart in Nederland stijgt het aantal kiesgerechtigden langzamerhand, maar blijft beperkt. Het zou tot 1917 duren voordat met de zogenaamde Pacificatie het aantal kiesgerechtigden enorm uitbreidde. Bij de PacificatiePacificatie werd een compromis gesloten tussen de confessionelen en de liberalen waarbij de kiesrechtstrijd (strijd van liberalen om uitbreiding van het aantal kiesgerechtigden) samen met de schoolstrijd (strijd van confessionelen om financiële gelijkheid) werden opgelost. De invloering van het algemeen kiesrecht zorgde voor een wijziging van de grondwet.
Wat veranderde er in 1917?
Afschaffing districtenstelseldistrictenstelsel en invoering evenredige vertegenwoordiging
In principe mochten alle Nederlandse volwassen mannen nu stemmen en moesten zij dit ook (opkomstplicht)
Vanaf 1870 werd de bevolking steeds vaker gemobiliseerd. Vooral de socialisten en de anti-revolutionairen zorgden voor een grote achterban. Het feit dat de meeste leden van deze achterban niet mochten stemmen vormde geen belemmering voor het succes van de mobilisatie. Vooral door “handetekeningen” lijsten en het aantal leden van politieke partijen of kiesverenigingen konden invloed op de politiek uitoefenen.
1917-2001
Na 1917 veranderde wat het kiesrecht voor de mannen heel weinig. In 1922 was het algemeen kiesrecht volledig geworden door de invoering van het vrouwenkiesrecht (plus opkomstplicht). Dit stelsel bleef tot circa 1970 van kracht. In 1970 werd de opkomstplicht afgeschaft.
In principe kan iedereen in Nederland naar de stembus gaan mits…..
- De Nederlandse nationaliteit bezit
- hij of zij een inwoner van Nederland is
- Minimaal 18 jaar is (om gekozen te worden minimaal 25 jaar)
- Men een vaste verblijfplaats heeft
- Niet gedetineerd is
M.C. Burkens e.a., Beginselen van de democratische rechtsstaat. Inleiding tot de grondslagen van het Nederlandse staats- en bestuursrecht (3e druk Utrecht 1994).
Ido de Haan en Henk te Velde, Vormen van politiek. Veranderingen in de openbaarheid in Nederland 1848-1900 in Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (BMGN) 111/2 (1996) 167-200.
Hans Knippenberg en Ben de Pater, De Eenwording van Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800 (Nijmegen 1988)
C.J.A.M. Kortmann, Constitutioneel recht (3e druk Deventer 1997).
A.B. Ceulaert en O.Feitsma, Kleio voor VWO en HAVO 2. Geschiedenis voor vwo en havo, ca. 1914-heden (3e druk Zeist 1972).
Links
Nederlandse staatsinrichting
- NRC specials over Nederlandse staatsinrichting:
- Staatsinrichting
- Geschiedenis
- De grondwet
- Instanties
- Andere links
- Tweede Kamer verkiezingen (NRC)
- Staatsinrichting op Notre Dame
Staatsinrichting Internationaal
Geef een reactie