Tolkien aan de Somme: ooggetuige

John Ronald Reuel (J.R.R.) Tolkien (1892-1973) is de wereldberoemde schrijver van The Hobbit en The Lord of the Rings. Mensen zijn echter van alles in hun leven. Hij is namelijk ook een typisch voorbeeld van een jonge Britse officier gedurende de Eerste Wereldoorlog. Zoals zoveel Engelse jonge mannen maakte Tolkien aan de Somme tijdens de slag van juli tot november 1916 de nodige verschrikkingen van dichtbij mee. Een tweeluik. In dit tweede artikel volgen we hem en twee van zijn beste vrienden in en rond de loopgraven aan de Franse rivier de Somme.

Junior officers were being killed off, a dozen a minute. Parting from my wife then … it was like a death
J.R.R. Tolkien geciteerd in  Garth,  p. 138

Tolkien aan de Somme

Tolkien in 1916. De snor was verplicht voor Britse militairen. Bron: wikipedia.

Tolkien leerde aan de King Edward School in Birmingham zijn drie beste vrienden kennen: Christopher Wiseman, Robert Gilson en Geoffrey Bache (G.B.) Smith. Zij vormden de kern van een buitengewoon gezellige theeclub: Tea Club and Barrovian Society (T.C.B.S.).

De vier vrienden deelden hun intellectuele interesses met elkaar. Tolkien en zijn vrienden vochten in 1916 in de ‘Grote Oorlog’. Wiseman diende bij de marine. De andere drie maakten deel uit van het ‘Grote Offensief’, ‘The Big Push’ om de Duitsers vanuit Frankrijk terug te drijven.

De drie vrienden aan de Somme staan centraal in dit artikel. Gilson was officier in het Suffolk-regiment, terwijl Smith en Tolkien bij de Lancashire Fusiliers zaten. De laatste keer dat de vier vrienden samen waren, was op zaterdag 25 september 1915 in het Engelse stadje Lichfield, de plaats waar Tolkien op dat moment met zijn bataljon verbleef.

Basiskamp Étaples

Nadat Tolkien zijn kersverse vrouw Edith in Engeland had achtergelaten, kwam hij op 6 juni 1916 met het 13e bataljon van de Lancashire Fusiliers in Calais aan. Daar verbleef hij eerst dagen in het basiskamp Étaples zonder dat er veel te doen was.

Wel moest hij op zoek naar een nieuwe uitrusting: de spullen die hij op aanraden van G.B. Smith zo zorgvuldig had aangeschaft waren na de overtocht niet meer te vinden. Dus zocht hij zaken als een veldbed en een slaapzak. Het is overigens niet vreemd dat er spullen zoek raakten. De voorbereidingen op de slag van de Somme waren een gigantische logistieke operatie. Het Britse leger stuurde 400.000 mannen en 100.000 paarden naar de Somme. Het bombardement dat aan het offensief vooraf ging zou bestaan uit ongeveer een miljoen granaten. En dat was nog maar het begin. Om al die soldaten van voedsel, wapens en munitie te voorzien werden honderden kilometers spoorlijn aangelegd.

1th Lancashire Fusiliers

Het eerste Lancashire Fusiliers in een loopgraaf bij Beaumont Hamel, 1916. Foto: Ernest Brooks. Bron: wikipedia.

Battle Somme

Voortgang van de slag aan de Somme tussen 1 juli en 18 november 1916. Bron: wikipedia.

Brieven aan zijn vrienden en geliefde

Schriftelijk had hij contact met zijn vrienden Smith en Gilson, maar ze troffen elkaar niet persoonlijk. Tijdens zijn verblijf in Étaples bedacht Tolkien een manier om de militaire censuur te omzeilen en Edith op de hoogte te houden van zijn omzwervingen. Hij ontwikkelde een code van stippen, waarmee hij in zijn brieven aan haar kon laten weten waar hij op het moment van schrijven was.

Behalve met het schrijven van brieven bracht hij zijn tijd door met marcheren en exerceren met zijn nieuwe geweer. Verder kreeg hij een gasmasker en het verplichte tinnen hoofddeksel. Hij had bovendien genoeg tijd om heimwee te krijgen.

11e bataljon, 25e divisie

Op 28 juni werd Tolkien met vele andere officieren overgeplaatst naar het 11e bataljon, dat onder de 25e divisie viel. Het 11e bataljon van de Lancashire Fusiliers was opgericht in en rond Accrington in 1914 na de oproep van Lord kitchener en stond bekend als ‘The Accrington Pals’. Dit is een wat misleidende naam omdat slechts één van de originele vier compagnieën bestond uit mannen die er vandaan kwamen.

De commandant, luitenant-kolonel Laurence Godfrey Bird, had pas twee weken voordat Tolkien aankwam het bevel op zich genomen van het bataljon. De jonge officieren waren net als Tolkien rekruten, terwijl de compagniescommandanten en adjudanten vaak beroepssoldaten waren die terugkeerden van hun pensioen. Bekrompen geesten met eindeloze verhalen over Brits Indië en de Boerenoorlogen. Tolkien voelde zich door hen als een schooljongen behandeld. Hij had meer respect voor de onderofficieren en soldaten die samen het ruim achthonderd man tellende bataljon vormden. Veel van hen waren arbeiders. Zo waren er mijnwerkers en wevers uit steden als Burnley, Oldham, Bolton, Wigan, Preston en Blackburn. Tolkien kon zich goed in deze mannen verplaatsen. Hij was in Birmingham als lid van een alles behalve welgesteld middenklasse gezin opgegroeid in arbeiderswijken.

Sam Gamgee

Tolkien revolver

Dienst revolver van Tolkien. Een Webley 455 Mark 6 uit 1915. Bron: Imperial War Museums North te Manchester, FIR 11492.

Sommige soldaten leerde hij goed kennen, omdat hij net als elke officier een oppasser kreeg. Dat was een bediende die verantwoordelijk was voor de verzorging van zijn uitrusting en ondersteuning in het algemeen. Tolkien zou jaren later toegeven dat een van de personages uit The Lord of the Rings, Sam Gamgee, ofwel Sam Gewissies, een afspiegeling was van de Engelse militair. Soldaten en oppassers die hij superieur achtte aan hemzelf.

Het was voor een officier verder verboden om vriendschappelijk met de manschappen om te gaan, omdat hij ze moest disciplineren en inspireren. Tolkien ging sociaal gezien dan ook vooral om met de ongeveer dertig andere officieren van het bataljon.

Tolkien naar de Somme

Na een verblijf van drie weken in Étaples ging Tolkien met het 11e  bataljon eindelijk op weg naar het front. Een saaie treinreis bracht hen naar Amiens waar zij uitstapten. Onderweg zagen zij de rivier de Somme die langs een deel van het spoor liep.  Zij konden het kanongebulder in de verte al duidelijk horen. Dit was het voorbereidende bombardement van Britse artillerie op de Duitse stellingen.

De Engelse soldaten wisten het nog niet, maar het was de voorbode van een bloedige ramp die zich op de dag van de aanval, 1 juli 1916, zou voltrekken. Het artillerie vuur richtte zich namelijk niet alleen op de eerste loopgravenstelling van de Duitsers, maar ook op de tweede die er achter lag. Veldmaarschalk Douglas Haig was zeer ambitieus: hij wilde met de aanval meteen doorstoten. Het feit dat het bombardement te weinig schade aanrichtte omdat het verspreid was over een te groot gebied speelde absoluut een rol in de rampzalige afloop van 1 juli.

Battle Somme 1 july 1916

Het Britse strijdplan van 1 juli 1916. G.B. Smith hoorde bij divisie 32 en Rob Gilson bij nummer 34. Tolkien bevond zich achter deze linies. Zijn divisie, 25, staat niet op deze kaart. Bron: wikipedia.

Zover is het echter op dit moment nog niet. Na aankomst in Amiens marcheerde het bataljon van Tolkien met een maaltijd uit de veldkeukens achter de kiezen door het met vuurrode klaprozen omgeven landschap van Picardië door regen en instant blubber naar het gehucht Rubempré. Daar overnachtten zij en gingen de volgende dag, op vrijdag 30 juni naar een ander gehucht dichter bij het front.

Reserve

Het begin van de tijd die Tolkien aan de Somme doorbracht. Zijn 11e Lancashire Fusiliers zou nog niet meteen in actie komen. In eerste instantie werden zij samen met de andere bataljons die deel uitmaakten van de 25e divisie in reserve gehouden. De bedoeling was dat zij een paar dagen na de eerste aanval tegen de Duitsers in actie zouden komen. Tolkien had zo het geluk dat hij op 1 juli niet de loopgraven uit hoefde te klimmen om de Duitse machinegeweren aan de andere kant van niemandsland te trotseren. Hoe verging het zijn vrienden?

Pelotonscommandant Gilson

Robert Gilson was als tweede luitenant en pelotonscommandant verbonden aan het 11e bataljon van het Suffolk Regiment, bijgenaamd de ‘Cambridgeshires’. Het bataljon maakte deel uit van de 34e divisie die op 1 juli 1916 bij het dorp La Boisselle de strijd met de Duitsers aanging. Vlakbij de frontlinie, in Bécourt Wood, bracht Rob Gilson met zijn bataljon de nacht van 30 juni op 1 juli door. Twee weken eerder was een bevriende kapitein op die plek geraakt door een granaat.

In de overtuiging dat de Duitse vijand na de bombardementen gedurende een week nauwelijks tot verzet in staat zouden moeten zijn zaten de soldaten vroeg in de ochtend opgewekt aan het ontbijt. Na een scheut rum in de thee werden de mannen nog vrolijker. Bradnam, de oppasser van Rob, pakte de spullen van zijn meester in waarna Gilson het bevel gaf om vanuit het bos langs de loopgraven te lopen. Om een minder aanlokkelijk doelwit te vormen had hij het uniform van een gewone soldaat aan. Bovendien droeg hij net als iedereen 33 kilo bepakking. Het peloton van Gilson vormde de vierde en laatste aanvalsgolf van zijn bataljon.

De aanval op 1 juli 1916 begint

Om 7.20, tien minuten voor de grote aanval, gooiden de Britse kanonnen er een schepje bovenop. Ze opereerden op maximale vuursnelheid. Terwijl dit aan de gang was, hielden Gilson en zijn mannen zich op veilige afstand van het geweld. Pas toen de hagel van bommen even ophield kwamen de Britse soldaten overeind. Daarna richtte de artillerie verder naar achteren om hen de kans te geven niemandsland over te steken zonder door eigen granaten geraakt te worden.

Gilson wachtte tot de eerste drie pelotons van de Cambridgeshires de loopgraven verlieten. Toen, om 7.32, blies hij op zijn fluitje het startsein en wuifde zijn peloton naar voren. Al snel was het hem duidelijk dat er iets mis was. Duitse kogels en granaten vlogen over de loopgraaf heen. Nerveuze mannen keken elkaar aan en waren beschaamd om hun angst te laten blijken. Nadat Gilson zijn soldaten had verspreid langs de rand van de loopgraaf, stuurde hij hen de ladders op en kwam er zelf achteraan.

Op het moment dat het bombardement op hun stellingen even stilhield waren de Duitse soldaten uit hun schuilplaatsen gekomen om achter hun machinegeweren plaats te nemen. Even later hadden ze veel doelwitten om uit te kiezen. De Britse soldaten werden neergemaaid. Tegelijkertijd regende het granaten uit Duitse kanonnen.

Gilson sneuvelt

Een bevriende kapitein die na tien minuten werd gewond door een kogel beschrijft hoe Gilson kalm en vol zelfvertrouwen zijn mannen voorwaarts leidde. Zoals ze geleerd hadden, deden ze dat in een rustig tempo en zonder de rangen te verbreken. Rond 9.00 hadden Gilson en zijn mannen enkele honderden meters afgelegd en bewogen ze nog steeds richting de Duitsers. Toen werd zijn oppasser Bradnam geraakt. Hij schreeuwde het uit, maar werd achtergelaten omdat de aanval verder moest gaan. Vervolgens werd commandant majoor Morton uitgeschakeld. Hij gaf een boodschap aan Rob door dat deze het bevel over moest nemen. Dat deed hij. Even later werden Rob Gilson en zijn sergeant-majoor, Brooks, gedood door een ontploffende granaat.

Meer dan 500 soldaten van de Cambridgeshires werden die dag gedood of gewond. Van de zestien officieren die het bataljon telde, sneuvelden er vier, werden er twee nooit gevonden en raakten er negen gewond. Slechts één officier, genaamd Wright, kwam er zonder kleerscheuren van af.

Inlichtingenofficier Smith

G.B. Smith was tweede luitenant bij het 19e bataljon van de Lancashire Fusiliers, ook wel ‘3th Salford Pals’ genoemd. Dit hoorde bij de 32e divisie. Heel even had hij het bevel over een peloton, maar hij werd al snel aangesteld als inlichtingenofficier. In die functie verbleef hij met zijn bataljon tijdens de aanval op 1 juli iets achter de linies. Terwijl het merendeel van zijn divisie stelling nam aan de frontlinie, bleef hij voorlopig buiten schot, al zag hij wel met eigen ogen de eerste slachtoffers.

Toen hij zich nadat de aanval om 7.30 was ingezet met zijn mannen richting het front begaf, werd al snel duidelijk dat de aanval niet gladjes verliep. Op het moment dat zij de rand van het bos bereikten, dat zich uitstrekte tot het niemandsland, begonnen de eerste brancards met gewonden er op langs te stromen. Even verderop zag hij stapels lijken. De opmars van het bataljon voor hen stokte.

Enkele uren later zouden de Salford Pals de aanval hervatten. Als inlichtingenofficier bleef Smith echter achter de voorste linies om informatie te verzamelen. Ondertussen leed zijn bataljon zware verliezen. Vier officieren sneuvelden en zeven andere raakten gewond. Verder waren 36 soldaten gedood of vermist en raakten er ruim 230 gewond. Als Smith nog pelotonscommandant was geweest en hij zijn mannen dus voor was gegaan in het gevecht was hij die dag mogelijk ook getroffen. Hij overleefde 1 juli.

Verbindingsofficier Tolkien

seiners

Seiners aan het werk. Bron: Flickr.

Na de bloedige slag waren de 11e  Lancashire Fusiliers samen met Tolkien bezig met het delven van graven die plotseling het nabij gelegen kerkhof overspoelden. Eenheden van zijn divisie hadden de positie van Rob Gilson en zijn mannen overgenomen, maar Tolkien had geen nieuws over het lot van zijn vriend. Bovendien wist hij ook niet waar G.B. Smith was.

Op 5 juli kregen de vier bataljons van Tolkiens brigade orders om een gehavende divisie te ondersteunen bij La Boisselle. De verbindingsofficier van het 11e  bataljon, W.H. Reynolds, nam daar de communicatie taken waar. Tolkien bleef echter achter in Bouzincourt als onderdeel van het verbindingskwartier van de hele 25e divisie. Een deel van zijn bataljon werd daar ook in reserve gehouden, terwijl de rest naar het front ging.

seiner

Een Britse seiner rust uit. Bron: flickr.

Hij was nog in Bouzincourt toen G.B. Smith aankwam op donderdag 6 juli. Smith liep voor de rest van de Salford Pals uit. Zij arriveerden de volgende ochtend. Tolkien en Smith waren dolblij om elkaar in goede gezondheid te treffen. Smith bleef een paar dagen om uit te rusten en de vrienden maakten van de gelegenheid gebruik om bij te praten. Zij spraken over poëzie, oorlog en de toekomst, maar maakten zich zorgen over Rob Gilson van wie zij nog steeds niets hadden gehoord.

Ondertussen kreeg Tolkien voor het eerst te maken met verliezen onder zijn eigen bataljonsleden. Zondag 10 juli, in het duister, kwam namelijk het deel van de 11e Lancashire Fusiliers terug dat actie had gezien. Twaalf soldaten waren gedood en meer dan honderd gewond. De overlevenden vertelden vreselijke verhalen. Toen was Tolkien aan de beurt.

Seinen in chaos

rollen kabels

Sjouwen met verbindingskabels bij het front van de Somme. Bron: flickr.

In de nacht van vrijdag 14 juli ging hij met zijn bataljon op weg naar de loopgraven. Het was een lange struikelende mars door verbindingsgangen richting frontlinie. Tolkien was gedesillusioneerd toen hij in plaats van de ordelijke omstandigheden die hij tijdens zijn opleiding als verbindingsofficier gewend was een totale chaos aantrof.

Draden in verwarde kluwens, modderige veldtelefoons die het niet eens deden en, alsof dat niet genoeg was, een verbod om de lijnen te gebruiken, behalve voor onbelangrijke boodschappen. De Duitsers hadden eerder telefoonlijnen afgetapt waardoor nu het zekere voor het onzekere werd genomen. Morsecodezoemers waren verboden. In plaats daarvan moesten seiners zoals Tolkien zich behelpen met lichten, vlaggen, menselijke boodschappers of zelfs postduiven.

Holle ogen

Tolkien was op die plek getuige van ergere dingen dan gebrekkige communicatiemiddelen. De rauwe werkelijkheid van de oorlog was overal. Lijken staarden hem met holle ogen aan, zover ze nog gezichten hadden tenminste. Het resultaat van granaten. Opgezwollen en in ontbinding verkerende lichamen lagen in het niemandsland. Gras en koren gingen ten onder in een zee van modder. Bomen waren gereduceerd tot misvormde stammen zonder takken en bladeren. Van de gruwelen die Tolkien aan de Somme zag zou hij deze zeker nooit meer vergeten.

Somme landschap

Verwoest landschap bij de Somme. Bron: flickr.

Ovillers

Het 11e bataljon nam deel aan een aanval op het verwoeste gehucht Ovillers dat hardnekkig door de Duitsers verdedigd werd. Het was de taak van Tolkien om met zijn seiners communicatielijnen te maken en behouden. Er waren wel telefoondraden aan de oppervlakte, maar deze konden makkelijk afgeluisterd worden. De veldtelefoon mocht alleen gebruikt worden als laatste redmiddel en het gebruik van vlaggen, lampen en lichtfakkels was levensgevaarlijk: het trok vijandelijke kogels aan. Noodgedwongen werden de meeste boodschappen door rennende mannen overgebracht. Snel ging deze linke opdrachten echter niet: bevelen van de generaals op het hoofdkwartier kwamen pas acht uur later aan.

Groot verlies

De aanval op Ovillers mislukte in eerste instantie en Britse soldaten sneuvelden onder de kogels van Duitse machinegeweren. Toch slaagde het bataljon er uiteindelijk in om Ovillers te veroveren.  Tolkien overleefde de gevechtshandelingen en raakte niet eens gewond. In een bunker mocht hij na 50 uur ononderbroken bezig te zijn geweest wat slapen. Zijn compagnie werd nog eens 24 uur later afgelost. Op maandag 17 juli keerde Tolkien, na een nachtelijke mars, om zes uur in de ochtend terug in Bouzincourt. Daar lag een brief van G.B. Smith, gedateerd op 15 juli, op hem te wachten:

My dear John Ronald,
I saw in the paper this morning that Rob has been killed. I am safe but what does that matter? Do please stick to me, you and Cristopher. I am very tired and most frightfully depressed at this worst news. No one realizes what the TCBS really was.
O my dear John Ronald what are we going to do?

Yours ever,
G.B.S.

Geciteerd in Carpenter, p.85

Tolkien stuurde het volgende antwoord:

So far my chief impression is that something has gone crack. I feel just the same to both of you – nearer if anything and very much in need of you…but I don’t feel like a member of a little complete body now. I honestly feel that the TCBS has ended…I feel a mere individual…

Geciteerd in Garth, p. 176

Vervolgens troost Smith Tolkien in een volgende brief door te stellen dat de TCBS niet is opgehouden en ook nooit zal ophouden. Beiden zochten naar mogelijkheden om elkaar te ontmoeten. Op 15 augustus schreef Smith aan Tolkien: “Tonight I cannot sleep for memories of Rob and the last time I saw him. I wish I could find you – I search for you everywhere.”

Kort daarna was er een kans. Tolkien bevond zich tussen 16 en 23 augustus in Acheux. Daar volgde hij trainingen voor verbindingsofficieren. Van 19 t/m 22 augustus voegde G.B. Smith zich daar bij hem. Ze spraken over Rob Gilson, hun literaire ambities en het belang van de TCBS als een blijvende inspiratiebron daarvoor, ondanks de dood van een belangrijk lid. Op 22 augustus namen zij afscheid van elkaar.

Thiepval 1916

Kaart van het gebied rond Thiepval. Bron: 1914-1918.net.

Tolkien aan de Somme

De slag aan de Somme sleepte zich in de maanden na het vreselijke bericht over Robs dood voort. Tolkien maakte het stramien van rustperiodes, diensten in de loopgraven, aanvallen gevolgd door een pauze nog vele malen mee. Hij ondersteunde met zijn bataljon in september en oktober de strijd om de Thiepval bergrug en Duitse fortificaties als de Zollern Redoubt en de Schwaben Redoubt.  De 11e Lancashire Fusiliers namen op 21 en 22 oktober een deel van de loopgraven van Regina Trench in.

Regina Trench

In de ochtend van zaterdag 21 oktober bevond Tolkien zich omringd door zijn sein uitrusting en snelle boodschappers in een kuil op het punt waar de Britse Hessian Trench de Regina Trench bijna raakte. Terwijl de manschappen wachtten, kregen zij in de bevroren loopgraaf een warme maaltijd. In de verte waren geluiden hoorbaar van andere gevechten. Om zes minuten na het middaguur begonnen het Britse geschut zijn bombardement op de Duitse loopgraven. De eerste twee compagnieën klommen de ladders op en vielen aan. Kort daarna gevolgd door de derde compagnie. Tolkien en zijn seiners maakten deel uit van de derde en laatste aanvalsgolf. De laatste compagnie bracht ook machine geweren en zware mortieren naar voren. Zij ondersteunden het artillerie bombardement dat granaten op de Duitse stellingen afvuurde. De Royal Irish Rifles volgden de 11e Lancashire Fusiliers.

Even later tuimelden er figuurtjes over de rand van de Duitse loopgraven. Zij bleken wanhopige verslagen mannen. Om 12.20 seinde Tolkien aan het Britse hoofdkwartier dat zij de eerste Duitse gevangenen ontvingen. De loopgraaf viel in Britse handen, maar niet zonder daar weer een prijs voor te betalen. De commandanten van zowel de eerste als de tweede compagnie raakten gewond. Verder waren er 41 soldaten dood of vermist en 117 gewond. Na deze kostbare overwinning werd het bataljon afgelost. Daarmee kwam de slag van de Somme voor Tolkien en de rest van de 11e Lancashire Fusiliers tot een einde. Zij werden namelijk overgeplaatst met de 25e divisie. De tijd van Tolkien aan de Somme was voorbij.

Britse gewonden Somme

Een Duitse gevangene ondersteunt Britse gewonden op weg naar Bernafey Wood, 19 juli 1916. Foto: Ernest Brooks. Bron: wikimedia commons.

Loopgravenkoorts

Tolkien vertrok naar Beauval. Op dinsdag 24 oktober 1916 kwam hij daar aan. Voor het eerst in een maand tijd sliep hij niet in een tent of hut, maar onder een echt dak. Zijn vreugde hierover was van korte duur. Een dag later voelde hij zich beroerd. Hij meldde zich echter pas ziek nadat generaal Haig de verzamelde troepen had geïnspecteerd en bedankt. Vrijdag 27 oktober ging hij verhit als hij was naar de medische officier. Tolkien bleek loopgravenkoorts te hebben. Dit was het gevolg van de luizen die in zijn kleren waren gaan zitten. Zij besmetten zijn bloed met een bacterie. Loopgravenkoorts gaat gepaard met oriëntatie problemen, krachtverlies, uitslag, hoofdpijn en hevige pijn in benen en rug. Behalve rusten was er weinig aan te doen.

Mogelijk hebben de luizen Tolkien het leven gered. Sinds zijn aankomst bij de 11e Lancashire Fusiliers had het bataljon ongeveer 600 man verloren: 450 gewond, 60 dood en 74 vermist. Op 18 november 1916 blies opperbevelhebber Haig het Somme offensief af. De verwachte doorbraak was na meer dan vier maanden vechten mislukt. Het einde van de Eerste Wereldoorlog was nog niet in zicht.

Well, I’m back
Sam Gamgee spreekt de laatste woorden in The Lord of the Rings

Tolkien thuis

Er was geen twijfel over dat hij echt ziek was en dus verliet Tolkien de Lancashire Fusiliers en werd hij overgebracht naar een ziekenhuis voor officieren in de buurt en later naar een ander ziekenhuis aan de kust. Toen de koorts aanhield, vertrok hij op 8 november per schip naar Engeland. Een trein vervoerde hem vervolgens naar Birmingham, de stad die hij zo goed kende. Tolkien werd met zijn vrouw Edith herenigd. In de derde week van december was hij genoeg hersteld om het ziekenhuis te kunnen verlaten. John Ronald bracht de kerstdagen door op Great Haywood en hoefde uiteindelijk niet meer in actieve dienst. Voordat het echter kerst was kreeg Tolkien nog een groot verlies te verwerken.

Op 16 december 1916 stuurde Cristopher Wiseman een brief van de H.M.S. Superb waarin hij hem op de hoogte bracht van de tragische dood van Geoffrey Bache Smith:

My dear JR,
I have just received news from home about GBS, who has succumbed to injuries received from shells bursting on Dec. 3rd. I can’t say very much about it now. I humbly pray Almighty God I may be accounted worthy of him. Chris.

Geciteerd in Garth, 212

De dood van G.B. Smith

Nadat de slag van de Somme voorbij was, werd G.B. Smith met de Salford Pals gestationeerd in het dorp Souastre, achter de frontlinies. Op woensdagochtend 29 november zag hij toe op reparatie werkzaamheden aan een plaatselijke weg. Ondertussen verheugde hij zich op een voetbal wedstrijd met de soldaten later die middag. Ineens klonk het gegil van granaten in de lucht, afgevuurd door een Duitse howitzer kilometers verderop. Hij werd geraakt door twee scherven: één in zijn rechterarm en één in zijn rechter dij. Terwijl hij wachtte op de ambulance rookte hij een sigaret en schreef hij een brief aan zijn moeder. Hierin zei hij dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Zijn verwondingen waren licht. Hij zou naar Étaples gebracht worden waar hij in goede handen was bij verpleegsters die hij kende en aardig vond.

Twee dagen later kreeg hij gasgangreen. Bacteriën uit de aarde waren in zijn been gekomen. De dokters en verpleegsters stonden machteloos en op 3 december 1916 stierf G.B. Smith. Hij nam zijn literaire dromen mee.

Aan Tolkien de taak om die van hemzelf wel te verwezenlijken.
Zoals G.B. Smith op 3 februari 1916 aan Tolkien schreef:

My chief consolation is that if I am scuppered tonight – I am off on duty in a few minutes – there will still be left a member of the great TCBS to voice what I dreamed and what we all agreed upon. For the death of one of its members cannot, I am determined, dissolve the TCBS. Death can make us loathsome and helpless as individuals, but it cannot put an end to the immortal four! A discovery I am going to communicate to Rob before I go off tonight. And do you write it also to Christopher. May God bless you my dear John Ronald and may you say things I have tried to say long after I am not there to say them if such be my lot.

Yours ever,

G. B. S.

Geciteerd in Carpenter, p. 87

Waarom staat de Somme symbool voor de Eerste Wereldoorlog?

Samen met de slagen van Verdun en Ieper staat de slag van de Somme symbool voor de gruwelen van de moderne oorlogsvoering. Toch gaat het hierbij niet alleen om de aantallen slachtoffers. Het Franse leger leed namelijk zijn grootste verliezen toen het aan het begin van de oorlog jammerlijk faalde om Elzas en Lotharingen met stormaanvallen in te nemen. Zo sneuvelden op 22 augustus 1914 alleen al 27.000 mannen. Dit wordt vaak vergeten. Verder waren de Britse verliezen tijdens de slag van de Somme met gemiddeld 2943 slachtoffers per dag behoorlijk wat lager dan de verliezen tijdens het slotoffensief van 1918 dat de geallieerden de overwinning opleverde. Het daggemiddelde bedroeg toen 3645 Britse soldaten. Tijdens de laatste paar maanden van de Eerste Wereldoorlog moest ook het Duitse leger zijn grootste verliezen incasseren: 1,3 miljoen soldaten in totaal.

Het lijkt er op dat de slag van de Somme zijn symbolische waarde te danken heeft aan het nare beeld van onophoudelijke ogenschijnlijk zinloze aanvallen op een geografisch beperkt grondgebied. Het was een uitputtingsslag waarbij het doden met behulp van machinegeweren en artillerievuur een mechanisch proces werd. Een proces dat juist vele menselijke littekens achterliet. Hele gemeenschappen werden ontwricht door het verlies van (bijna) alle jonge mannen. Niet alleen de soldaten zelf, maar ook achtergebleven vrouwen en kinderen die hun man en vader verloren of hem in beschadigde vorm terug kregen, werden hard geraakt. En dan zijn er nog de vrienden voor het leven die nooit meer thuis kwamen.

By 1918 all but one of my close friends were dead
J.R.R. Tolkien, voorwoord van The Lord of the Rings

Voor wie wil weten hoe Tolkien in zijn jeugd al militair werd voorbereid op de Grote Oorlog: lees het artikel Tolkien aan de Somme: voorbereidingen.

Bronnen

Carpenter, Humphrey, Tolkien (Franeker 1992, tweede druk)
Vertaling van Carpenter, Humphrey, Tolkien (Londen 1977)

Garth, John, Tolkien and the Great War. The Threshold of Middle-earth (Londen 2003)

Koch, Koen, Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog 1914-1918 (Amsterdam 2010)

Koch, Koen, De slag van de Somme 1916 (Amsterdam 2006)

[bol_product_links block_id=”bol_53edd48ce8897_selected-products” products=”1001004002085235,1001004005111309,9200000015479557,9200000010072437,1001004010897869,1001004011311247″ name=”Tolkien Somme” sub_id=”” link_color=”E94C00″ subtitle_color=”E94C00″ pricetype_color=”000000″ price_color=”E94C00″ deliverytime_color=”C20318″ background_color=”FFDF80″ border_color=”E94C00″ width=”600″ cols=”3″ show_bol_logo=”undefined” show_price=”1″ show_rating=”1″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]

Tim Wachelder

Tim Wachelder studeerde geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Tijdens zijn studie specialiseerde hij zich in Europese Expansiegeschiedenis. Behalve over koloniale geschiedenis schrijft hij ook over militaire, culturele en Nijmeegse geschiedenis. Sinds 2007 is hij webredacteur bij Historiën.

More Posts

1 Reactie op Tolkien aan de Somme: ooggetuige

Schrijf je in voor TOEN!